Hoog, Sammy, kijk omhoog…

De lucht boven het Vondelpark, op zaterdagochtend, rond een uur of acht.
De avond ervoor, ook tijdens een wandeling met Dinah, viel het me al op hoeveel vliegtuigen er over vlogen, op weg naar Schiphol, of er juist vanaf. En dat terwijl het zomervakantiehoogseizoen toch voorbij is.

Dinah over de Afsluitdijk 2

Dinah, onze lichtelijk onhandelbare hond moet uit logeren voor de duur van onze reis naar India.
Dinah, die zelf uit India komt en die we er letterlijk meer dood dan levend op straat vonden, nu zo’n 7 jaar geleden. Net boven zijn staartje gaapte een ontstoken gat en hij kon nauwelijks nog staan. We ontfermden ons over de pup en namen hem mee op reis door de bergen. Zienderogen knapte hij op. Het gat groeide dicht tot kuiltje en Dinah zelf werd bijna dartel.
(De dierenarts in India dacht dat het deerniswekkende schepseltje een vrouwtje was. Tegen de tijd dat het duidelijk werd dat hij een reu is, luisterde hij al naar zijn naam, dus hebben we dat maar zo gelaten.)
Jaren woonde hij bij ‘onze kinderen’ in Chandigarh, tot zij uithuizige studenten werden en Dinah een ander thuis nodig had. Dat werd bij ons in Amsterdam.

We zochten dus naar een goed kosthuis voor Dinah. We probeerden onder andere een paar kennels in Brabant. Dat viel niet mee. Bij de eerste stuurde een norse man ons weg. We konden via internet een afspraak maken, en nee, we mochten niet even kijken. Aanmelden, beest brengen, en vort. Bij de tweede rende Dinah subiet het veld in vanwege oorverdovend geblaf. Pas na een kilometer hield hij in en keek verontrust om. De vrouw die ons te woord stond kwam bijna niet boven het geblaf uit. Nog net verstonden we dat elk dier een eigen hok kreeg. Ze hadden er minimaal 50. Dieren. En hokken dus.
Bij het derde dierenpension meldde een potige kerel dat hij Dinah, als die het zou wagen naar hem te grauwen, ‘onder de fiets door zou trekken’. We kregen niet uit de man wat dat precies betekende, maar snapten wel dat het niet veel goeds was.
Dat dus nooit. Maar wat dan wel?
Via een vriendin hoorden we van een opvang in Leeuwarden, waar het goed toeven is voor honden en waar welzijn boven winst gaat en hokken en kettingen niet bestaan. We gingen er heen en waren bijna gelijk verkocht;Lieve mensen, blije dieren, een prachtwei voor spel en behoefte, en ook nog betaalbaar. Een lot uit de loterij, voor Dinah en voor ons.

Vandaar dat we met hond over de Afsluitdijk reden, vlak voor ons vertrek naar India. Zolang wij door Dinahs heimat toeren, snuffelt hij aan Fries gras onder de hoede van mensen die van honden houden. Win, win.

Foodtruck

mobiel theehuis, Chandigarh

Het eerste dat ik zie is zijn snor. Nee, eerder nog zie ik de fietskar: een constructie van helderwitte, vierkante metalen buizen op stevige banden. Onder het stuur zit een jongeman in kleermakerszit. Die kar en die jongen die als een vorst wordt rondgereden, trokken mijn aandacht. Maar toen had ik die snor dus nog niet gezien. Dalinesk dun lijntje met fier omhoog gedraaide punten. Alsof je minimaal een eeuw terug gekatapulteerd wordt. Fier aan het stuur.

We raken aan de praat: hij praat Engels met een Italiaans accent en hij gaat op wat het onderstel van een tricycle van Albert Heijn blijkt te zijn, een foodtruck maken, een moderne, verplaatsbare snackbar waar je hip ‘food’ kan kopen, voor op festivals, feesten en andere partijen.

Ik ben dol op foodtrucks, als het tenminste van die schattige omgebouwde Kip caravannetjes of campertjes met een uitklapraam zijn waar smoothies, sushi zonder zout, glutenvrije cakejes of gewoon bitterballen met een twist door de eigenaar/uitbater worden gemaakt en verkocht. Ik geloof dat het avontuurlijke, vrije ondernemerschap me voor dat soort bedrijfjes inneemt, en hun ingebouwde drempel tot groei en meer. Ik ben dus reuze benieuwd wat hij gaat uitventen. Hij trekt een serieus gezicht en vraagt: Ben jij een Nederlander? Eh, ja, antwoord ik. Dan brengt hij een vinger naar zijn lippen en zegt: dan kan ik nog niet verklappen wat ik ga verkopen, het is nog geheim. Huh? trek ik vragend mijn wenkbrauwen op. Het is nieuw voedsel, zegt hij, iets wat Nederlanders nog niet kennen. En ik heb het bedacht en nu ben ik het aan het deponeren, als merk. Daarom kan ik het niet vertellen, want het is zo goed en zo lekker dat een ander het dan misschien ook gaat maken en verkopen nog voordat het als merk van mij is. Hij ziet er even echt bezorgd uit. Ik moet nog een weekje wachten en dan zal het wonder zich openbaren. De glimlach op het gezicht van de vriend die als een vorst wordt rondgereden en die al heeft mogen proeven belooft een culinair geluksmoment, zomaar aan een kar van Albert Heijn.

Berenklauw en fluitekruid

Een man in een bruin werkpak met een logo van de gemeente Amsterdam boven zijn hart staat in de berm tegenover de tennisbaan te spitten. Ik vraag hem uit pure nieuwsgierigheid wat hij aan het doen is. Enthousiast begint hij te vertellen: hij steekt de zaailingen van de reuzenbereklauw uit, alleen schoffelen is niet genoeg, het moet met wortel en tak. Hij toont me de harige steel van de jonge plant en zegt dat het sap tweedegraadsbrandwonden oplevert in combinatie met mensenhuid en zonlicht. Dat is vervelend. Wat ook vervelend is, is dat de reuzenbereklauw woekert en in hun woekeren andere planten verdringen. De inheemse bereklauw is kleiner en beter in de hand te houden. De reuzeberenklauw is volgens deze meneer ooit in de middeleeuwen van de Kaukasus naar hier gehaald om als statussymbool in tuinen van de rijken te dienen. Vandaar hebben ze zich naar overal verspreid.
Hij is de ecologische beheerder of beheerder ecologie van het Vondelpark. Wilde bloemen, voorheen gezien als onkruid, worden u gecultiveerd opdat de vlinders en de bijen terugkeren. Het was me al opgevallen dat er veel meer frivools en ijls groeit en bloeit in het park naast de toch wat aangeharkte bloemenpacht van bloembollen en rododendron. Het fluitekruid met haar witte schermpjes dat nu bloeit is geliefd bij vlinders, brandnetels zijn favoriet bij bijen en vlinders gelijk. Anders dan de berenklauw zijn fluitekruid en brandnetel en aanverwants te maaien om plaats te maken voor nieuwe bloeiers. Ik herken akeleien en zich voorzichtig openende vlierschermen.
Hij beheert ook de Koeienweide, een stukje park dat is afgeschermd en waar wilde natuur wordt nagebootst. Soms is er open dag op de weide. Wij hadden al voor de poort gestaan, maar waren toen door een kordate mevrouw van buurtnatuurbeheer weggestuurd vanwege de hond. Deze meneer nodigt ons uit toch zeker een keer te komen, hij zal ons met plezier rondleiden. En van hem mag de hond, aan de lijn, best mee.

Ochtendwandeling

Het is ochtend, het is vroeg, de stad hoort eigenlijk nog te slapen. De bankjes zijn leeg, net als de straten. Mijn hond snuffelt en plast op zijn gemak tegen boomstammen, lantaarnpalen en gevels. Ik hoor vogels en kijk naar het steeds groener wordende groen van de bomen. Uit een zijstraat komt een man opzetten. Hij loopt recht op mij en mijn hond af. Hij draagt een t-shirt dat om buik en borstkas spant, met een opdruk van drie paarden die op me aanstormen, manen woest in een imaginaire wind. Ik denk aan de ruiters van de Apocalyps en aan het ros Beiaard. Dan kijk ik omhoog en zie het hoofd van de man. Op dat hoofd prijkt een koptelefoon als een diadeem in zwart met fluoriserend groene accenten. Mijn hond blaft zacht en steekt de straat over. Ik knik de man een goedemorgen toe want ik ben gewend geraakt aan het stadsleven.