Femke, de boerka en de wet

De afgelopen jaren werkte ik in Myanmar, een land dat niet bepaald een stralend voorbeeld is van een rechtsstaat waar iedereen gelijk is voor de wet en waar wetten zonder aanziens des persoons worden uitgevoerd. In de gesprekken die ik daar voerde met activisten, ging het steevast over de rule of law, de rechtsstaat als basis voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. Daar lijkt in eerste instantie weinig op af te dingen, maar al debatterende en onderzoekende kwamen mijn Myanmarese collega’s er allengs achter dat een rechtsstaat vraagt om rechtvaardige wetten, want, zo redeneerden ze, wat heeft het voor zin om je aan wetten te onderwerpen die je in angstige geknechtheid houden als je je aan een dictatuur aan het ontworstelen bent.
De campagnes die we daarop ontwierpen gingen over de noodzaak van rechtvaardige wetten, wetten die gemaakt waren als ondersteuning voor het grote verlangen naar vrijheid, gelijkheid, broederschap en rechtvaardigheid voor iedereen. Slaafse gehoorzaamheid aan onrechtvaardige wetten moest worden gekeerd met geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid.

Ik moest opnieuw aan deze discussies denken door de consternatie die burgemeester Halsema heeft veroorzaakt door te stellen dat het niet bij Amsterdam past om vrouwen met een boerka uit de tram te halen, en dat Amsterdam wat haar betreft het boerkaverbod (wet gedeeltelijk verbod gezicht bedekkende kleding) niet zal handhaven. Natuurlijk is de Nederlandse situatie niet te vergelijken met die in Myanmar. ‘Onze’ wetten worden gemaakt door een democratisch gekozen parlement en uitgevoerd door een apparaat dat min of meer transparant werkt en ter verantwoording kan worden geroepen. Ook dienen bestuurders zich aan de wet te houden en kunnen ze niet naar eigen inzicht grasduinen in de wetten om te zien welke ze willen uitvoeren en welke niet.

En toch blijft het knagen, dat boerkaverbod. Want wat als je het legt langs de meetlat voor rechtvaardige wetten? Is het rechtvaardig om pakweg 400 (en dat is een hele ruime schatting) burgers in Nederland het recht zich te kleden zoals ze dat wensen te ontzeggen omdat we gewend zijn geraakt aan terminologie als ‘kopvodden’ en ‘zandvrouwtjes’? Omdat het lekker makkelijk scoort bij het steeds rechtser wordende deel van het electoraat, en ook de gematigder partijen daar niet ongevoelig voor blijken, ondanks de mooipraterij over emancipatie van de moslima en dat we in Nederland allemaal meedoen; en dat meedoen nou eenmaal niet kan in al die lappen en dat de wet toch ook bivakmutsen en integraalhelmen verbiedt? Alsof je je kind van de crèche gaat halen met een bivakmuts aan, of in de wachtkamer van de dokter je integraalhelm lekker ophoudt.

Is het rechtvaardig om op basis van antipathie tegen een levensstijl de daarbij horende onwelgevallige kleding in de openbare ruimte te beboeten met maximaal € 410? Of is het toch de plicht van elke Nederlander, en dus ook van elke bestuurder, om zich te verzetten tegen onrechtvaardige maatregelen? Om te zeggen: niet onder mijn verantwoordelijkheid?
Een rechtsstaat heeft wetten nodig die bijdragen aan een rechtvaardige samenleving voor iedereen, met respect voor diversiteit en individuele keuzevrijheid die geen aantoonbare bedreiging vormt voor de samenleving. Iedere Nederlander heeft het recht om zich niet neer te leggen bij onrechtvaardige maatregelen, en zich vreedzaam te verzetten. Dat is het fundament van een vrije maatschappij.

(ook gepubliceerd op Joop.nl als ‘Bestuurder hoeft zich niet neer te leggen bij onrechtvaardige maatregelen’ )

Een Amsterdams fietsenrek

Er viel een enveloppe van de Gemeente Amsterdam op de mat. In de enveloppe zat een brief, die op juichende toon aankondigde dat er geparticipeerd mocht worden: `Gefeliciteerd! Uw straat is uitgekozen om mee te denken en werken aan een nieuw Amsterdams fietsenrek. Uw mening telt!’ Ik kreeg direct associaties met de gillende keukenmeiden en –jongens die postcodeloterijen en andere prijspakkers aankondigen, maar voelde me desondanks toch een beetje een winnaar.

Meedenken over een nieuw fietsenrek, dat was nog eens een buitenkans op participatiegebied. Met gretigheid las ik de brief verder. Er zijn in Amsterdam meer fietsen dan inwoners, en dat geeft overlast. Een Amsterdams fietsenrek voor woonstraten moet die overlast verminderen. Mijn straat is uitverkoren als proefdomein. Er worden vier verschillende rekken geplaatst. Het is niet de bedoeling dat we uit die vier rekken het best bevallende rek kiezen (`U kunt dus geen rek kiezen’). Van ons bewoners wordt gevraagd onze ideeën, meningen en indrukken met betrekking tot de positieve en de negatieve kanten van alle vier de rekken met de Gemeente te delen. Hoe? Zowel schriftelijk, digitaal als mondeling. Ok, hoe dan? Daarover worden we nog verder geïnformeerd.

Omdat de rekken die er nu staan – en die volgens mij slagen in wielen veroorzaken door te weinig diepte in de gleuf voor het voorwiel en te weinig ruimte voor de fietsen met hekwerken, manden of kisten voor het stuur, waardoor ook in de fietsenrekken verdringing ontstaat – die rekken dus, worden verwijderd. Staat je fiets er nog in bij verwijdering, dan wordt die zonder pardon afgevoerd naar het Fietsdepot, waar hij à raison van 25 euro weer opgehaald kan worden.

Afsluitend wordt in de brief alvast het bedankje van de gemeente voor de ideeën, meningen en indrukken die wij gaan delen aangekondigd: op 22 september is het Nationale Burendag, en op die dag organiseert de gemeente `van 09:30 tot 11:30 een straatontbijtje’. Ook is en dan gelegenheid verder te spreken over `uw ervaring met de verschillende rekken en ideeën over een Amsterdams fietsenrek.’ Komt allen, want `de persoon met de beste input voor het Amsterdamse fietsenrek krijgt tijdens het ontbijt een leuk presentje’. Vanwege de overlast die het rekkengebeuren met zich mee kan brengen is het `ontbijtje’ er ook als beloning voor ons begrip.

De brief, opgesteld door de assistent programmamanager fietsparkeren ten behoeve van de Portefeuillehouder openbare ruimte eindigt blij met; `Zet u de datum van het straatontbijtje alvast in uw agenda?’

Het nieuwe college van Amsterdam gaat werk maken van meer burgerparticipatie en directere betrokkenheid van burgers bij besluitvorming.  Ik ben benieuwd of dat gaat lukken zonder tegelijkertijd op de hurken te gaan zitten én op de burger neer te kijken.

‘Goed volk’

De dag is nog niet eens echt begonnen als ik lees dat Klaas Dijkhoff, fractievoorzitter van de VVD, gisteren op het congres van zijn partij een speech heeft gehouden. Dijkhoff, die er toch een beetje uitziet als een moderne parodie van een 19de eeuwse liberaal, en die een mudzak goodwill heeft vergaard door ooit het spelletje ‘de Slimste Mens’ te winnen, speechte dat de bijstandsuitkering wat hem betreft best omlaag kan. Uitkeringstrekkers zouden zich er meer van bewust moeten zijn dat hun uitkering opgebracht wordt door de hard werkende, belastingbetalende Nederlander. En dat ze er dus best iets voor terug kunnen doen. Dan worden ze weer ‘goed volk’, volk dat de Nederlandse waarden onderschrijft en zich nuttig maakt.

Vluchtelingen, zo oreert Dijkhoff in dezelfde voordracht, mogen hier verblijven om op adem te komen, maar ze moeten niet gaan denken dat ze zomaar permanent kunnen worden toegelaten. Na een aantal jaren ademhappen, moeten ze het veld ruimen voor anderen.

Terwijl ik met mijn hond door het park wandel probeer ik van de schrik te bekomen. Ik hoop op fake news, maar bij thuiskomt worden de berichten bevestigd en alle hoop de bodem in geslagen.

Bij een kop koffie neem ik de verdere Nieuwzen van de Dag: Bas Heijne stopt met zijn column. Eeuwig zonde, zijn stukjes zijn een helder houvast in deze duistere tijden. [Mijn buren zijn inmiddels wakker en plegen met hun geluidsoffensief een aanslag op mijn tolerantie. Gelukkig is het deze ochtend iets dat lijkt op opera in plaats van het gebruikelijke gedreun en gedram van techno, hiphop, rap of een zenuwslopende beat uit een doosje.]

Mijn humeur wordt beter wanneer ik lees dat Pegida in Utrecht geen varkens mag roosteren voor moskeeën tijdens de ramadan, en ondanks mijzelf verbaas ik me toch weer over het gegeven dat er dus mensen bestaan die het roosteren van varkens voor moskeeën tijdens de ramadan een goed idee vinden. Als toetje neem ik een interview met de gevallen engel Anne Fleur tot me, die van links activistische dappere jongedame nu een thuiszittend slachtoffer is van de te grote druk die op haar is uitgeoefend door zowel rechts als links, en die het nodig vindt te melden dat ze troost zocht en vond bij een aanhanger van het Forum voor Democratie met wie ze in de liefde is gevallen. Hetzelfde Forum voor Democratie dat de aanstichter was van alle ellende die haar de hals heeft gebroken. Met foto’s die getuigen van haar gekweldheid. Stockholmsyndroom? Ik had haar, als ik had mogen kiezen, deze keer toch echt beschermd. Tegen zichzelf, en tegen de rest.

Ploumen bij Jinek

Lilianne Ploumen zat maandagavond bij Eva Jinek aan tafel. Ze was in Bangladesh geweest, waar zo’n 650.000 Rohingya vluchtelingen opeengepakt zitten in onhoudbare omstandigheden. Wat ze gezien en gehoord had was verschrikkelijk: vermoorde baby’s, opgejaagde bejaarden, groepsverkrachting. Mensonterend.

Sinds eind augustus vorig jaar een groep militante Rohingya grensposten aanvielen, voert het leger van Myanmar een ‘schoonmaakactie’ uit, geholpen door burgermilities en gesteund door ultra-nationalistische boeddhistische monniken die beweren dat er in Myanmar geen plaats is voor moslims. De wereld reageert met verbijstering en woede; woede die zich vooral richt op Aung San Suu Kyi, die de Rohingya niet beschermt, en door haar hardnekkig zwijgen meehelpt aan hun uitstoting.
Ook Lilianne Ploumen is ontsteld: Rohingya vertelden haar dat ze bang zijn voor boeddhistische monniken, en dat boeddhisten dus helemaal niet vredelievend zijn, zoals wij in Nederland allemaal denken. Dat de boeddhisten in Myanmar streven naar een ‘zuivere’ staat en dat daarin geen plaats is voor moslims en andere minderheden. Volgens Ploumen willen wij graag op boeddhisten lijken, maar, zo houdt ze ons voor, op Birmese boeddhisten wil je echt niet lijken!
Het naïeve vooroordeel dat boeddhisten vredelievend zijn koppelen aan de suggestie van ontaardheid van Birmese boeddhisten is op zijn zachts gezegd ongenuanceerd. Ja, er zijn ultra-nationalistische monniken in Myanmar die haat zaaien tegen moslims. Ja, er zijn boeddhisten betrokken bij milities die de Rohingya verdrijven en hun dorpen in brand steken. Maar om alle boeddhisten in Myanmar te betichten van concrete steun voor geweld tegen Rohingya is een valse voorstelling van zaken. Bovendien is het ‘framen’ van de complexe situatie in Myanmar als een religieus conflict weinig constructief.

Niet alleen de Birmese boeddhisten voldoen niet aan Ploumen’s verwachtingen, ze is ook zwaar teleurgesteld in Aung San Suu Kyi. Analisten mogen dan beweren dat niet Aung San Suu Kyi, maar het leger de werkelijke macht in Myanmar in handen heeft, of dat ‘de Dame’ nu zwijgt om straks sterker terug te komen, maar dat gelooft de voormalige minister niet zo. Ze vindt dat Aung San Suu Kyi haar mond open moet doen en tegen de Rohingya moet zeggen: ‘beste mensen, jullie wonen hier al zo lang, jullie horen bij ons’.
Die kinderlijke voorstelling van zaken gaat voorbij aan de reële verhoudingen in Myanmar, waar de rol van het leger vast verankerd is in de grondwet en de dagelijkse politiek, het vredesproces met de rebellengroepen moeizaam voortploetert en de nieuwe burgerregering het politieke handwerk nog niet goed in de vingers heeft. Natuurlijk zou Aung San Suu Kyi vanuit haar morele leiderschap een principiëler positie kunnen (of moeten) innemen en de mensenrechten van alle inwoners van Myanmar moeten verdedigen, maar voorwenden dat als Suu Kyi maar zou roepen dat de Rohingya terug mogen komen alle problemen als vanzelf verdwijnen is simplistisch.

De ontzetting van Ploumen over de wandaden van het leger tegen de Rohingya lijkt oprecht, net als haar teleurstelling in Aung San Suu Kyi. Haar bewering dat ze, toen ze Aung San Suu Kyi in 2013 ontmoette, over de Rohingya is begonnen maar toen al geen sjoege kreeg, komt een stuk minder oprecht over.
In 2013 stond Aung San Suu Kyi ook internationaal nog stevig op het schild als leider van de democratische oppositie. De transitie was nog jong, en de eerste hervormingen onder leiding van een semi-civiele regering brachten minder censuur en meer vrijheden. Ploumen bezocht Myanmar toen als minister van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, met in haar kielzog een delegatie van Nederlandse bedrijven die een bloeiende democratische toekomst voor Myanmar zagen; zij gingen met hun investeringen en technische ondersteuning de economie en daarmee de democratie vooruit helpen. Mensenrechten waren daarbij wel belangrijk, maar geen speerpunt. In een situatie van omwenteling moet men ook vergissingen door de vingers kunnen zien. Dat de economie stevig in handen was, en nog steeds is, van het leger of aan het leger gelieerde bedrijven zette geen rem op de investeringsdrift. Ploumen opende een handelskantoor, handelsmissies werden gefaciliteerd en ontwikkelingssamenwerking werd gekoppeld aan het belang van het Nederlandse bedrijfsleven.
Het beleid van de Nederlandse regering, uitgevoerd door Ploumen, heeft schendingen van mensenrechten, en daarmee ook de vervolging van Rohingya, ten gunste van samenwerking en Nederlandse belangen door de vingers willen zien. Nu de crisis in Rakhine en de kampen in Bangladesh zo overweldigend groot zijn geworden, zou het verstandig zijn om samen met progressieve Birmezen naar een oplossing te zoeken, in plaats van te blijven steken in teleurstelling en verontwaardiging. Myanmar worstelt zich na decennia van dictatuur en burgeroorlog naar een meer democratische structuur. Dat moeizame proces ondersteunen zou de terugkeer van de Rohingya naar een menswaardig bestaan kunnen bespoedigen.

(ook gepubliceerd op Joop.nl)

Investeer in geluk

Wat er in Rakhine gebeurt is verschrikkelijk, het is een schandvlek op de rok van het universum; een humanitaire crisis die ons allemaal aangaat, en waarvan we opnieuw zouden moeten leren dat het collectief afgeven op een groep mensen – op moslims als homogene bedreigende massa – een voedingsbodem is voor excessief geweld.
We waren voor het gemak, en het economisch gewin, even vergeten dat dictatuur niet in een vloek en een zucht kan worden omgevormd tot een democratie; dat meer vrijheid die geen vooruitgang brengt een perfecte petrischaal is voor onmacht, onmacht die zich kan omzetten in woede en geweld als de juiste temperatuur bereikt wordt.
We geloofden in de mythe van de Lady met verbazingwekkende hardnekkigheid. We negeerden dat haar partij geen duidelijke plannen had om het land uit het slob te trekken, geen tekst en uitleg gaf aan de burgers, zodat die wisten waar ze voor kozen. We deden net of we niet zagen dat de macht van het leger zich nog steeds tot alle hoeken van het land uitstrekte. Moedertje Suu zou alles goed maken, in haar eentje.
Hoe? Met haar schoonheid en gratie, haar standvastigheid en een toverstafje. Alsof mensenrechten en democratie uit de hoge hoed komen. Je kunt niet goochelen of marchanderen met mensenrechten. Mensenrechten zijn universeel, en gelden dus voor iedereen. Compromisloos. Democratiseren gaat niet met trucjes. Het vraagt om gerichte aandacht voor de belangen van de bevolking. De heldin van haar voetstuk stoten blijkt hierbij niet constructief – de rijen sluiten zich, eendrachtig schaart men zich achter de Lady en zelfs achter het leger. Geholpen door een stortvloed aan verdachtmakingen, halve waarheden en bot nationalisme. Het hele land holt achteruit: het vredesproces ligt op zijn gat. Het leger heeft brutaal laten zien dat zij de dienst uitmaken, en heeft opnieuw geleerd dat ze relatief ongestraft hun gang kunnen gaan.
Hier spreken we vooral schande, en houden – in EU verband – op de legerleiding te ontvangen als vrienden. Ondertussen baggeren we door en worden er wegen aangelegd naar havens die grondstoffen in bulk het land uit voeren. De bevolking kijkt – steeds minder gelaten – toe hoe hun land wordt geasfalteerd, hoe hun rijstvelden verdwijnen onder stuwmeren, hoe hun rivieren worden rechtgetrokken en hoe lucht en water worden vervuild. Het is makkelijk dan te gaan denken: die hele transitie heeft ons nog niet veel goeds gebracht. Teleurstelling, woede en een gebrek aan perspectief zoeken een uitlaatklep, een zondebok. De nieuwe vrijheden bieden ruimte tot ongehinderd ventileren van nare, opruiende praat.
Ik zou willen voorstellen om dit aan de kaak te stellen, niet met sancties, maar door meer investeringen. Niet in industrie, handel en gewin, maar in geluk, in waardigheid. In mensen. Mijn ervaring is dat de gewone man en vrouw in Myanmar niets liever wil dan begrijpen wat er aan de hand is in hun land, hoe het zo gekomen is, wat zij kunnen bijdragen aan positieve verandering. Onpartijdige informatie en uitleg, over instituties, over de staat, over de omstreden grondwet, landrechten, burgerschap, het vredesproces; over onderhandelen, dialoog en zoeken naar consensus. Daar is schreeuwende behoefte aan. Mensen die mogelijkheden hebben om hun bestaan zelf vorm te geven vanuit een opgewekter toekomstperspectief, hebben geen zondebokken nodig. Investeer dus in het ondersteunen van burgers zodat ze argwaan en woede van zich af kunnen schudden en zich kunnen ontwikkelen tot vreedzame politieke actoren die vanuit betrokkenheid hun samenleving aan de basis kunnen hervormen. Dat kan. Het werkt. Het vormt een fundament voor democratischer instituties en uiteindelijk voor een rechtvaardiger land. Voor iedereen.

Column, uitgesproken op 19 oktober in het Humanity House, Den Haag bij het programma: `Moeten we ons schamen voor Myanmar?’

De Nederlandse identiteit

Het lijkt wel of er in deze verkiezingscampagne een Nieuw Ethisch Reveil over ons uitgestort wordt, met joods-christelijke waarden als wapens in een strijd op leven en dood en met het behoud van onze Nederlandse identiteit als inzet. We bewijzen lippendienst aan de Verlichting, maar hanteren het joods-christelijke gedachtengoed als enige bron van echte waarden; een schild tegen de opdringerige concurrentie van koran en islam. En dat alles onder de fier wapperende vlag van de vrijheid van meningsuiting. Maar wat zijn nou eigenlijk de bouwstenen van onze identiteit?
Zwarte Piet? Kerstbomen op alle scholen? Paaseieren in een HEMA folder? Klokgelui op zondag en verbod op minaretten? Hard werken als basis voor bestaansrecht? Alles mogen roepen, maakt niet uit of het waar is? Respect voor onze driekleur en trots op ons koningshuis?
Andere ideeën? Dan zwaaien we je eensgezind uit.

Als je alleen maar zou luisteren naar wat er zoal te berde wordt gebracht deze campagne, zou je zomaar kunnen gaan denken dat onze Nederlandse identiteit gestoeld is op hypocrisie en rancune.
Rancune tegen mensen die –tijdelijk- buiten de boot vallen en een uitkering nodig hebben, want die profiteren gewetenloos van de hardwerkende Nederlander. Dus: papierprikken, en verder dankbaar zijn dat er überhaupt nog een vangnet is. Rancune tegen ontwikkelingslanden die wel hun bedelnap ophouden, maar hun markten niet grootmoedig opengooien voor onze bedrijven. Afschaffen die hulp, alleen handel helpt. Rancune tegen mensen die hier asiel of geluk zoeken, maar die hun eigen identiteit niet zomaar willen inwisselen tegen die van ons. Afknijpen, integreren, aanpassen, en als het je niet bevalt: dan rot je toch lekker op. Wit tegen zwart en vice versa, machomannen die niet van vrouwen die tegenspreken houden, de ‘verkleuring’ van onze maatschappij, zakkenvullers en raddraaiers. De rancune heeft vele gezichten.
En die joods-christelijke waarden? Zien we die terug in de lekke tentenkampen aan de stranden van de Middellandse zee? Tussen het prikkeldraad van de inderhaast opgetrokken hekwerken om de tsunami van medemensen aan onze buitengrenzen tegen te houden? In onze reactie op oorlogen die wij voeren maar die ver buiten onze grenzen woeden? In de vrije markt waarvan vooral wij profiteren ten koste van rechtvaardig delen met landen die zich uit dictatuur en achterstand proberen op te stoten? In de ongedouchte bejaarde die zonder dagbesteding maar met een volle luier zit? In de kinderen die met een lege maag in de schoolbanken hangen?
Waarin wordt de naastenliefde weerspiegeld? Waar is die andere wang? Waar is het ‘wie een mens redt, red de hele mensheid’, het eert uw vader en uw moeder; het breken en delen van het beschikbare brood?
Misschien hebben we een religie-loos, voor iedereen begrijpelijk uitgangspunt nodig: geen woorden maar daden. Dat zou een hoop hypocriet gebabbel schelen.

(ook gepubliceerd op Joop.nl)

Een vlot van gestolen vrijheid in een zee van ellende

Ik lees de berichten over de migratietop en kan bijna niet geloven dat er wordt afgesproken om Turkije veilig te verklaren en vluchtelingen uit te ruilen alsof het goederen zijn. Zijn we gek geworden? Gaan we dit echt goedvinden? Wat is dit voor koehandel? Laten wij, burgers van Europa, dit gebeuren alsof het buiten ons omgaat? Dat de ene mens die oorlog en ellende ontvlucht naar Europa mag, als een gunst, terwijl de ander naar Turkije wordt gestuurd zodat wij er geen last van hebben? Om de verworvenheden van onze cultuur te vrijwaren van te veel enge, vreemde invloeden? Omdat wij wel mogen vernietigen, maar vooral niet willen delen?
Geven we de mannen en een enkele vrouw in Brussel het mandaat om al onze waarden te versjacheren? Om onder valse voorwendselen muren op te werpen, grenzen te sluiten en alles wat van belang is te smoren in eigenbelang en ziekelijke kortzichtigheid?
Is dat het Europa dat we willen? Een vlot van gestolen vrijheid in een zee van ellende?
Wordt het niet hoog tijd dat we ons écht gaan verzetten tegen de mensen die menen in onze naam schaamteloos onmenselijke voorstellen te kunnen tafelen omdat ze ervan uitgaan dat ze dat straffeloos kunnen doen? Willen we aan deze maatregelen medeplichtig zijn?

Een paar praktische vragen: Wie gaat selecteren? Stellen we daar een speciaal getrainde taskforce voor aan, die hun empathie bij de prikklok inlevert? Gaan de hekken van 9 tot 5 open omdat de taskforce fatsoenlijke werktijden moet hebben – dat is hun recht? Gaan we selecteren op leeftijd, gezondheid, bruikbare vaardigheden, of simpelweg één om één? Of doen we uiterlijke kenmerken – wel integreerbaar in ons waardensysteem: naar links; niet passend: naar rechts? Gaan we het geld dat we niet zeggen te hebben voor fatsoenlijke opvang over de heg van Erdogan smijten, ongeacht de kranten die hij sluit en ongeacht zijn houding tegen de Koerden en dissidente stemmen? Gaan we ‘veilig land’ wat ruimer definiëren zodat elke natie er straks in past?
Gaan we gewoon rustig slapen omdat de Eurotoppers waken?

Nee, ik ga niet zeggen dat ik heus wel begrijp dat er maatregelen genomen moeten worden. Nee, ik ga niet genuanceerd doen over crisis, identiteit, multiculti problemen en geen draagvlak onder de bevolking voor… Als we onze beschaving werkelijk willen behoeden voor vermeende ondergang, zouden we ons over kwetsbare, getraumatiseerde mensen met waardigheid en grootmoedigheid moeten ontfermen. Er is ruimte en geld genoeg. Je hoeft het alleen maar anders te verdelen. En draagvlak? Als er geen draagvlak is voor menselijkheid, zijn onze waarden niks meer dan een schaamlap voor ons egoïsme.

(ook gepubliceerd op Joop.nl)