Een geactualiseerd Gutmensch Scheurkalender sprookje.
Voor Paul C. en T. Ezel
Er was eens een oude hoogleraar die genoeg had van de correctheid. Hij zag zijn land verkommeren onder vreemde invloeden. Hij wilde iets doen, maar wat? Op een dag kwam hij een ezeltje tegen, dat melodieus balkte en zei dat hij gouden keutels kon schijten. De hoogleraar nam de ezel mee naar huis en gaf hem melk en honing. Hij maakte een bedje van stro en het ezeltje mocht blijven slapen.
De volgende ochtend werd de hoogleraar gewekt door enthousiast gebalk. Op het sto lagen gouden keutels. Hij raapte ze op, rook eraan, beet erin, er was geen twijfel mogelijk, zijn ezel scheet puur goud!
Al snel werd het wonderezeltje een beroemdheid. Hij verscheen in talkshows, hij dineerde met belangrijke mensen – versierguru’s, holocaustontkenners, brexiteers, columnschrijvers; en ook het partijkartel, de gevestigde media en de grachtengordelelite konden niet om zijn goudboutende ezel heen. De oude hoogleraar glom van trots; hij had dit mogelijk gemaakt.
Zijn ezel keutelde maar door, de gouden berg werd hoger en hoger, en het duurde niet lang of de oude hoogleraar kon er niet meer overheen kijken.
Toen, op een kwade dag, sloeg de inflatie toe. De ezel had zoveel goud gekakt, dat er verzadiging optrad. De hoogleraar probeerde het tij nog te keren, door een deel van de keutels te begraven, en een ander deel in de sloot te kieperen, maar het kwaad was geschied, het goud kon net zo goed stront zijn. En zo eindigde onze hoogleraar als een omgekeerde Job op een naglimmende mestvaalt. Af en toe kwam hij nog wel buiten, en schoof hij aan bij een door hem ondekte blonde elf om op tv zijn nood te klagen, maar de glans was eraf. En het ezeltje? Dat kreeg zo’n constipatie dat hij uiteenspatte tot een hoop drek, de bling bling van zijn klatergoud verloren onder bloed, slijm en derrie.