Plop, zegt mijn geheugen

en ergens uit de krochten der herinnering welt op:

‘Kom als je kan in een zilveren trein
Wacht niet te lang anders gaat hij voorbij
Je hoeft er geen koning of held voor te zijn
Want er is nog plaats voor je vrij

Je gaat nergens heen, je komt nergens vandaan
Stap nu maar in en laat je maar gaan
Er is niets dat je bindt, je bent vogelvrij
En het doel van de reis, dat ben jij’

Stond in mijn poeziealbum, ik moet een jaar of 11, 12 geweest zijn. De naam van de meester die het schreef weet ik niet meer. Wel dat hij een baard had en ons bij het volksdansen begeleidde op een accordeon. En hij droeg ribbroeken.
Vrij onbegrijpelijk eigenlijk, deze vrijetijdspoezie. Nihilistisch. Niks voor een prepuber. Voor niemand eigenlijk. Maar het zit dus wel in mijn geheugen. Doe je niks aan.