het vallend lichaam
leek een vogel
stond er in de krant
lang gerekt
als van een kind
de bomen wiegden
de val brak
door de wolken
plofte neer
voor het opsteeg
(Gutmensch scheurkalender, 29 maart 2023)
Saskia Kunst
het vallend lichaam
leek een vogel
stond er in de krant
lang gerekt
als van een kind
de bomen wiegden
de val brak
door de wolken
plofte neer
voor het opsteeg
(Gutmensch scheurkalender, 29 maart 2023)
Wat, ondanks al het (on)verholen afgrijzen, toch boeit: dat een fors deel van ‘het volk’ er geen been in ziet achter nieuwlichterij vol vage beloften, halve waarheden en onuitvoerbare plannetjes aan te rennen. Vaker wel dan niet gelardeerd met racisme, onversneden vreemdelingenhaat en verheerlijking van ‘ons eige’. Eerst Pim, met zijn maniakale ‘ik word premier van Nederland’ of ‘ga toch koken, mens’. Geërgerde onelinertjes terwijl hij in zijn limo stapte, hondjes op schoot. Of Rita ‘rug recht’ Verdonk, met haar potsierlijke pose aan het roer en half weggedraaide ogen. Toen kwam Thierry, die in een handomdraai van idee wisselt. Eerst is Poetin gevaarlijk, nu is hij een held, een echte leider, zeg maar führer. Eerst konden we niet hard genoeg maatregelen nemen tegen corona, daarna was het een complot van de reptielen in de deep state. En dan nu de BBB, waar ze stikstof onzin vinden en de natuur best wat minder kan, en je vooral gezond verstand moet gebruiken. Dat laatste is dan wel weer leuk. En dat JA21 daardoor het nakijken lijkt te hebben is ook wel geinig, al is het een zure grap, en zijn die nare types waarschijnlijk blijvertjes als ‘het fatsoenlijk alternatief op rechts’, naast die andere blijver, de PVV. De rest van ‘het volk’ geeft elke verkiezingen gewoon weer de premierbonus aan Rutte en zijn bent. En het restje is voor de linkse wolk…
en ergens uit de krochten der herinnering welt op:
‘Kom als je kan in een zilveren trein
Wacht niet te lang anders gaat hij voorbij
Je hoeft er geen koning of held voor te zijn
Want er is nog plaats voor je vrij
Je gaat nergens heen, je komt nergens vandaan
Stap nu maar in en laat je maar gaan
Er is niets dat je bindt, je bent vogelvrij
En het doel van de reis, dat ben jij’
Stond in mijn poeziealbum, ik moet een jaar of 11, 12 geweest zijn. De naam van de meester die het schreef weet ik niet meer. Wel dat hij een baard had en ons bij het volksdansen begeleidde op een accordeon. En hij droeg ribbroeken.
Vrij onbegrijpelijk eigenlijk, deze vrijetijdspoezie. Nihilistisch. Niks voor een prepuber. Voor niemand eigenlijk. Maar het zit dus wel in mijn geheugen. Doe je niks aan.
“Ze overwoog om gewoon helemaal niets meer te zeggen. Nooit meer. Woorden waren zo vluchtig en hadden zo weinig werkelijke connectie met gedachten dat spreken steeds minder de moeite waard was. Begrepen werd je toch niet, al spelde je het uit.
Maar hoe doe je dat: zwijgen? Praten toch een tweede natuur. Dat stopte je niet zomaar. Ze dacht aan mensen die hun mond hadden dichtgenaaid, lippen aan elkaar gestikt met grote grove harde lussen. Dat trok haar niet aan. Ze wilde niet zwijgen om een daad te stellen, en ook niet om ergens tegen te protesteren. Het hoefde niet zichtbaar te zijn. Alleen hoorbaar. Bovendien leek het haar nogal heftig om draad met naald en al door je lippen te trekken. Als op je lip bijten of een lipkloofje al zo pijnlijk was, moest zo’n operatie ondraaglijk zijn.
Dat viel dus af.
Ze kon een gelofte afleggen. Maar aan wie? God kwam niet im frage, om je gelofte gestand te doen moest je geloven. En dat deed ze niet, althans niet op zo’n wijze dat een gelofte haar zou binden aan haar woord.
Zich aansluiten bij een orde?
Maar had een voornemen, een overtuiging wel zin of waarde als het je houden aan je woord werd afgedwongen door groepscontrole?
Was het niet sowieso ironisch om zwijgen te omschrijven als je houden aan je woord?
Ongemerkt had ze haar schouders opgetrokken tot bijna op de hoogte van haar kin. Ze moest eruit zien als een verschrikt dier. Gehaast rechtte ze haar rug en ontspande haar schouders alsof ze bespied werd. Altijd was er de wereld die er steeds op uit leek om haar de maat te nemen. Misschien dat ze daarom overwoog te zwijgen, in de hoop dat het praten tegen haar dan eveneens zou verstommen. Ze was moe van al het gekrakeel om haar heen, al die onoprechtheid. En dat ze eraan mee was gaan doen.”…
Ik wil geen oude meester kloon,
ik wil geen kruis of doornenkroon,
geen Rottemeren, vliegend bout,
geen glitter, glans en ook geen goud.
Ik wil brute ernst en onwelriekende kadavers,
ik wil harde wind en dan slagzij,
altijd weer van voor af aan beginnen,
vloed en wiegen op klanken van schalmij.
Ik wil mijn poten in de modder,
stampend hijgend zeuren in de nacht,
Duende bij het ochtendgloren
en dromen van volbracht. Volbracht.
Ik moest een communicatie dingetje doen. Dus ging ik naar de afdeling communicatie om te overleggen met een content designer. Dat werd, heel modern, sparren via Teams. Ik wilde iets gepost hebben op de website. Kon niet, want vanwege inclusiviteit moet alles wat op een overheidswebsite gepost wordt ook toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Alles moet dus op taalniveau B1 en voorgelezen voor visueel beperkten. – Ik vermoed dat de meeste mensen met een beperking weinig belangstelling hebben voor de meeste publicaties op overheidswebsites, net als mensen zonder beperking, of mensen met een door een leek niet waarneembare beperking. Is in beginsel dus al best inclusief. Maar dit terzijde –
Dat naar B1 vertalen doet de content manager. Voorlezen van een document wordt gedaan door een bureau. Dat rekent per pagina. Dat loopt serieus in de papieren. Bummer!
Maar er is hoop, want er zit een hole in de loop: er is een formulier! Dat formulier wordt dan voorgelezen en is iets als: als u rapport zo-en-zo wilt ontvangen, typ dan uw emailadres op het stippellijntje en we sturen het op.
Geinig, zei ik tegen de content designer, dat zo’n persoon met een beperking wel een mailadres heeft en een pc kan bedienen. En dan alsnog gewoon een pdf-je krijgt. Ik zweeg over dat stippellijntje. Anders werd het te kinderachtig.
Ja, zei hij. Klopt niet hè. Maar het mag. Dat eerste vond ik verfrissend, dat tweede trok me direct in de sfeer van muffe oksels, gewiste sms-jes en oudbakken moppen. Onverrichter zake sloop ik terug naar mijn bureau. Geen update voor de website. De wereld is heel inclusief gek. Ik ga rapporten schrijven in B1. Lekker (voor)leesbaar voor iedereen met de concentratie van een gemiddelde twitteraar. Zal ze leren. En ik houd tijd over om mijn aan verbijstering grenzende verbazing uit mijn systeem te kuieren. En mag in werktijd Jip en Janneke herlezen.
PS voor de goede orde, anders krijg je weer gezeik: ik ben een enthousiast voorstander van toegankelijke en voor iedereen duidelijke taal in alle publicaties van de overheid. Gewoon, omdat dat moet. Maar d’r benne grenzen aan mijn geduld…
Op de terugweg van de middagwandeling met de hond liepen we op een Amsterdamse kade, waar nog niet zo lang geleden spontaan een sinkhole was opgetreden. Dat was ’s avonds geweest. Politieauto’s met felle lichten, rood-wit band werd om het gat uitgerold als was het sinkhole door zijn onvoorspelbare verschijning toch ook een soort misdaad. De kade werd afgezet. Achter de afzetting vermoedde ik zenuwachtige ambtenaren van de gemeentelijke kades-en-bruggenbrigade alsmede van de afdeling voetgangersveiligheid. Wellicht ook iemand van de dienst risicobeheersing. Het was een intrigerende happening.
Vanmiddag was het tafereel dat ik gadesloeg van een minder exotische orde. Twee niet meer jonge mannen hingen op een bankje aan de kade. Ze hadden een wat haveloos voorkomen en waren zich door een batterij halveliterblikken bier van onbestemd merk aan het werken. Zegt de een tegen de ander, terwijl hij voor even een alertere houding aannam: ‘Ja zeg, je gaat toch niet naar Albert Heijn om dingen te kopen als je die ook bij Dirk van de Broek voor de helft van de prijs kan krijgen.’ In een beter leven was die man een Zeeuws meisje geweest. Zijn metgezel haalde zijn schouders op en opende nog een blik.
Gisteren stapte ik van lijn 12 op lijn 3. De tram was vol. Een jochie van een jaar of 10, 12 (misschien was hij wel 13, een brugpieper. Hij had een rugzakje op schoot) zat aan het gangpad met naast hem een lege stoel. Hij tuurde strak op zijn mobiel. ‘Zou je door willen schuiven?’ vroeg ik. Hij keek niet op of om, maar schoof wel richting raam. Hij speelde een spelletje waarbij een rond dingetje over vierkante dingetjes moest hupsen. Als dat niet lukte spatte het ronde dingetje uit elkaar. Het joch – gaaf gezichtje, grote ogen, gitzwart haar – speelde onafgebroken, totaal in het spel gezogen, de vingers zenuwachtig heen en weer springend over knopjes en toetsen. Blijkbaar deed hij het goed, want af en toe flikkerde op zijn schermpje ‘winner’ in een regen van kleurige bliksemschichten. Ook dan bleef het gezicht van de jongen onbewogen. Ik stapte eerder uit dan hij. Hij had geen erg in zijn omgeving. Zijn hele universum was voor even gevuld met ronde en vierkante dingetjes. Ik voelde een milde jaloezie, vanwege de verloren jeugd, de nooit meer zo overtuigde overgave, het kunnen verdwijnen in een spel.
Er waaien vreemde draden door mijn dromen, zo zat ik met een beroemde schrijver waar ik geen fan van ben aan een bar om daarna met een verlegen verhalenverteller – waar ik wel een fan van ben maar die je je niet in wat voor disco dan ook kunt voorstellen – te gaan dansen in een disco met zo’n spiegelbal aan het plafond en veel rood op de muren. Of ik probeer uit alle macht te voorkomen dat een bakfiets vol kalenders verdwijnt in een hele diepe plas, zo diep dat het meer een sinkhole is. Wat niet lukt, de hele lading verdwijnt met bakfiets en het frele aziatische meisje dat de bakfiets fietst en al in de diepte.
Nooit eens elfjes of feeën die zacht in mijn oor fluisteren dat alles ooit mooi wordt en goed. Of een zelfherstellend Amazonewoud waar het geruis in de takken klinkt als een schaterlach op een zwoele wind. En ook nooit ‘ns mijn vader, met wie ik dan een gesprek voer zoals vroeger, terwijl het hout in de haard knappert en het leven even vol beloften is.