Manali, een bergstadje aan de voet van de Himalaya, toegangspoort en springplank voor de Rohtang pas en de toppen, valleien en geheimzinnigheid van Keylong, Spiti, Zanskar, Ladakh. Hoewel er steeds meer ondernemende jonge Indiërs op motoren de passen bedwingen, is voor veel vakantiegangers in Manali de sneeuw op de Rohtang de exotische beloning aan het eind van de ongemakkelijke rit per volgepropte auto naar boven de grens waar je als vlaktebewoner gemakkelijk adem haalt.
Voor mensen die zo goed als hun hele leven slijten in een oven, is sneeuw een topattractie. Lange rijen auto’s kruipen in het seizoen elke dag omhoog naar de bijna 4000 meter hoge pas. Hoopvol huren ze onderweg in kleine winkeltjes laarzen, liefst snowboots, wanten, skipakken of donsjassen tegen de voorgespiegelde kou.
Tot voor kort werden ze op hun wenken bediend: de pas was overdekt met sneeuw, er kon gegleden worden, met sneeuwballen gegooid, er waren paardjes voor hen die lopen lastig vonden, er was eten en drinken, kortom: het was kermis op de Rotang. Dat de sneeuw goorgrijs was met langs de randen vlekken geel, dat er teveel mensen waren voor te weinig sneeuw en dat de illusie van ongereptheid alleen in stand gehouden werd door het spectaculaire uitzicht op de toppen van de bergen van Lahaul en Spiti, maakte niets uit.
Nu is het gedaan met de sneeuw, op een paar sneue vale vlekken na. De snowboots zijn overbodig, mismoedig slepen mensen hijgend in de ijle lucht hun veel te warme donsjassen achter zich aan. De enige sneeuw die nu nog schittert is die op de bergtopen, onbenaderbaar glanzend in de verte.