Srinagar

…’In het centrum van de stad zijn overal soldaten: op daken achter zandzakken, achter barricades van plastic, achter prikkeldraad, onder granaatwerende netten; alleen en verloren om de vijftig meter langs de straten. Er worden regelmatig aanslagen gepleegd door jongens op motoren die in het voorbijgaan molotovcocktails of granaten naar om het even welk militair doelwit gooien. De soldaten zijn voortdurend op hun hoede. Ze lijken jong en bang en verdwaald in een conflict dat ouder is dan zijzelf; ze rijden rond, in groepjes en dan vol bravoure, in gepantserde jeeps, in hoge wagens met mitrailleurnesten boven de chauffeurscabine, in open trucks. Aan de rand van de stad liggen de kazernes, aan de weg naar de tuinen die door de Moghulheersers zijn aangelegd. In de heuvels rond de stad wordt de bevolking maar mondjesmaat toegelaten: dat is het leefgebied van militairen en politie.
Abdul wijst me de vervallen huizen van gevluchte of verjaagde hindoes aan. Toen het geweld begon, werden Kashmiri moslims en hindoes tegen elkaar uitgespeeld. Veel hindoes hebben de vallei in doodsangst verlaten. Ze leven nu al jaren in de uitzichtloosheid van vluchtelingenkampen, verteerd door verlangen naar hun verloren paradijs. De lege huizen wachten op terugkeer van hun bewoners. Sommige zijn uitgebrand, andere verkruimelen door verwaarlozing. Op een geblakerd huis zit onheilspellend stil een roofvogel.
Een Indiase vlag hangt slap tegen de pui van een gebouw dat ooit een vakbond huisvestte. Soldaten achter de ramen. Sommige openingen zijn dichtgemaakt met platgeslagen olieblikken. Het blanke metaal schittert in de zon.
Op de plek waar vroeger het India Coffee House stond is nu een luxe broodjes- en gebakzaak. Ook de cliëntèle is veranderd: hippe jongeren eten pizzaslices en gevulde bladerdeegflapjes bij een cappuccino. Vroeger was het India Coffee House een ontmoetingsplaats voor politieke en militante leiders, die er bij potten koffie de toekomst van hun land bespraken. Er liepen obers in livrei rond, met tulbanden op hun hoofd, die je de krant brachten, op tijd de asbak leegden, en regelmatig kwamen vragen of alles naar wens was. Toen de strijd verhardde van discussie naar wapengekletter werd het koffiehuis een doelwit. De oude sfeer is weggevaagd in een golf van aanslagen. Niets is er over, geen obers, geen geroezemoes, geen geritsel van kranten, geen geanimeerde of geagiteerde gesprekken. Ik zit er herinneringen te romantiseren aan een formicatafel bij een zelfbedieningsbuffet, achter koffie uit een papieren bekertje.
In de Jama Mashid is het stil. De vrijdagmoskee is een vierkant gebouw met gras op de binnenplaats en een bassin met water. Een moeder wast er de handen van haar kind. Het complex wordt opgeknapt, de houten plaatjes die het dak bedekten zijn tijdelijk vervangen door ijzeren golfplaten. De muren worden oudroze geschilderd en de enorme houten pilaren opnieuw in de lak gezet. We beklimmen een smal trapje in een hoektoren. De treden zijn glad en bedekt met vogelpoep en verdroogd gras. Op een overloopje dat uitzicht biedt op het moskeeterrein staat een lege Philipsdoos – LET’S MAKE THINGS BETTER.
Rond de moskee is een levendige markt. Nomadenvrouwen verkopen vis uit het meer. Ze lachen en maken vast en zeker grove grappen terwijl ze me hun vissen bijna in het gezicht duwen. Plakkerige handen tegen mijn wangen, armen om mijn schouder voor een foto. Abdul zegt dat iedereen blij is weer eens een wit gezicht te zien. `Ze hopen dat jij een voorbode bent van een nieuwe stroom toeristen zodat ze weer eens echt geld kunnen verdienen.’
Op de markt is het gemoedelijker dan je in een bezette stad verwacht. Namaakbloemen in lawaaierige kleuren zijn er te koop. Een slager zit naast een berg geitenpoten het vlees van een kop te fileren, ogen liggen in een aparte bak, en ik moet geloven dat de hersens echt het lekkerst zijn. Felgekleurde plastic huisraad en serviesgoed in grote stapels opgetast in wel tien kraampjes naast elkaar, met allemaal precies hetzelfde aanbod. In een apart steegje handelen stuurse mannen in strenge vrouwenkleding. De plaatselijke variant van de burqa’s voor de oude vrouwen: zware, dikke lappen met veel horizontale plooien, zodat het kledingstuk als een uitstaande tent van hoofd en schouders hangt. De hijab voor de jongere vrouw. Een hijab is een lange jas en een tweedelige doek die de haren bedekt en het gezicht afschermt. Net als bij de Afghaanse burqa heeft de hoofdtooi een gaaswerkje voor de oogopening. Ik betast een paar gewaden, ze zijn gemaakt van dunne, zwarte, synthetische stof. Ik laat Abdul vragen wat ze kosten.
`Wil je er een kopen?’ vraagt hij verbaasd.
Even twijfel ik: zal ik? Dan schiet Varanasi me in gedachten, waar een enthousiaste koopman me hulde in een zuiver zijden bruidssari, geborduurd met ragfijn gouddraad, en na me van alle kanten bewonderd te hebben, zei dat ik het prachtgewaad toch met carnaval kon dragen. En die sari was nog mooi. Wat zou ik dan met slechtgenaaide synthetische zwarte lappen moeten? Zonde van de pakweg twintig euro die het blijkt te kosten.
Bij lange na niet alle vrouwen zijn op goed islamitische wijze bedekt. Velen dragen de broek-jurk-sjaal combinatie voor vrouwen die een zekere kuisheid willen uitdragen, maar zich niet sluieren. Op de markt zijn volop winkels waar fleurig bedrukte stoffen voor die kleren te koop worden aangeboden. Er zijn groentekarren, theestalletjes, fruitventers, snackverkopers en bakkers. Het is druk en er is geen soldaat te zien. Dit stukje Srinagar is van de burgers. Te krap voor soldaten, te onoverzichtelijk. Te vrolijk ook, te levendig.
We eten aan de straat een traditioneel bruiloftsgerecht: balletjes gemaakt van tot pulp geslagen lamsvlees en kruiden in een saus. In het tweetafelige restaurantje zitten drie jonge mannen. Sinds ik binnen ben zitten ze druk te fluisteren.
Dan komt een van hen overeind, en in de houding staand oreert hij: `Israel very bad. America also very bad. Osama bin Laden very good, best muslim.’
Hij gaat weer zitten en lacht als een tevreden puber.
`Leuke zonnebril heb je,’ zegt een van de andere jongens. ….’

Fragment uit: Geboortegrond, Wereldbibliotheek, 2010

Geef een reactie