Berenklauw en fluitekruid

Een man in een bruin werkpak met een logo van de gemeente Amsterdam boven zijn hart staat in de berm tegenover de tennisbaan te spitten. Ik vraag hem uit pure nieuwsgierigheid wat hij aan het doen is. Enthousiast begint hij te vertellen: hij steekt de zaailingen van de reuzenbereklauw uit, alleen schoffelen is niet genoeg, het moet met wortel en tak. Hij toont me de harige steel van de jonge plant en zegt dat het sap tweedegraadsbrandwonden oplevert in combinatie met mensenhuid en zonlicht. Dat is vervelend. Wat ook vervelend is, is dat de reuzenbereklauw woekert en in hun woekeren andere planten verdringen. De inheemse bereklauw is kleiner en beter in de hand te houden. De reuzeberenklauw is volgens deze meneer ooit in de middeleeuwen van de Kaukasus naar hier gehaald om als statussymbool in tuinen van de rijken te dienen. Vandaar hebben ze zich naar overal verspreid.
Hij is de ecologische beheerder of beheerder ecologie van het Vondelpark. Wilde bloemen, voorheen gezien als onkruid, worden u gecultiveerd opdat de vlinders en de bijen terugkeren. Het was me al opgevallen dat er veel meer frivools en ijls groeit en bloeit in het park naast de toch wat aangeharkte bloemenpacht van bloembollen en rododendron. Het fluitekruid met haar witte schermpjes dat nu bloeit is geliefd bij vlinders, brandnetels zijn favoriet bij bijen en vlinders gelijk. Anders dan de berenklauw zijn fluitekruid en brandnetel en aanverwants te maaien om plaats te maken voor nieuwe bloeiers. Ik herken akeleien en zich voorzichtig openende vlierschermen.
Hij beheert ook de Koeienweide, een stukje park dat is afgeschermd en waar wilde natuur wordt nagebootst. Soms is er open dag op de weide. Wij hadden al voor de poort gestaan, maar waren toen door een kordate mevrouw van buurtnatuurbeheer weggestuurd vanwege de hond. Deze meneer nodigt ons uit toch zeker een keer te komen, hij zal ons met plezier rondleiden. En van hem mag de hond, aan de lijn, best mee.

Ochtendwandeling

Het is ochtend, het is vroeg, de stad hoort eigenlijk nog te slapen. De bankjes zijn leeg, net als de straten. Mijn hond snuffelt en plast op zijn gemak tegen boomstammen, lantaarnpalen en gevels. Ik hoor vogels en kijk naar het steeds groener wordende groen van de bomen. Uit een zijstraat komt een man opzetten. Hij loopt recht op mij en mijn hond af. Hij draagt een t-shirt dat om buik en borstkas spant, met een opdruk van drie paarden die op me aanstormen, manen woest in een imaginaire wind. Ik denk aan de ruiters van de Apocalyps en aan het ros Beiaard. Dan kijk ik omhoog en zie het hoofd van de man. Op dat hoofd prijkt een koptelefoon als een diadeem in zwart met fluoriserend groene accenten. Mijn hond blaft zacht en steekt de straat over. Ik knik de man een goedemorgen toe want ik ben gewend geraakt aan het stadsleven.

Ploumen bij Jinek

Lilianne Ploumen zat maandagavond bij Eva Jinek aan tafel. Ze was in Bangladesh geweest, waar zo’n 650.000 Rohingya vluchtelingen opeengepakt zitten in onhoudbare omstandigheden. Wat ze gezien en gehoord had was verschrikkelijk: vermoorde baby’s, opgejaagde bejaarden, groepsverkrachting. Mensonterend.

Sinds eind augustus vorig jaar een groep militante Rohingya grensposten aanvielen, voert het leger van Myanmar een ‘schoonmaakactie’ uit, geholpen door burgermilities en gesteund door ultra-nationalistische boeddhistische monniken die beweren dat er in Myanmar geen plaats is voor moslims. De wereld reageert met verbijstering en woede; woede die zich vooral richt op Aung San Suu Kyi, die de Rohingya niet beschermt, en door haar hardnekkig zwijgen meehelpt aan hun uitstoting.
Ook Lilianne Ploumen is ontsteld: Rohingya vertelden haar dat ze bang zijn voor boeddhistische monniken, en dat boeddhisten dus helemaal niet vredelievend zijn, zoals wij in Nederland allemaal denken. Dat de boeddhisten in Myanmar streven naar een ‘zuivere’ staat en dat daarin geen plaats is voor moslims en andere minderheden. Volgens Ploumen willen wij graag op boeddhisten lijken, maar, zo houdt ze ons voor, op Birmese boeddhisten wil je echt niet lijken!
Het naïeve vooroordeel dat boeddhisten vredelievend zijn koppelen aan de suggestie van ontaardheid van Birmese boeddhisten is op zijn zachts gezegd ongenuanceerd. Ja, er zijn ultra-nationalistische monniken in Myanmar die haat zaaien tegen moslims. Ja, er zijn boeddhisten betrokken bij milities die de Rohingya verdrijven en hun dorpen in brand steken. Maar om alle boeddhisten in Myanmar te betichten van concrete steun voor geweld tegen Rohingya is een valse voorstelling van zaken. Bovendien is het ‘framen’ van de complexe situatie in Myanmar als een religieus conflict weinig constructief.

Niet alleen de Birmese boeddhisten voldoen niet aan Ploumen’s verwachtingen, ze is ook zwaar teleurgesteld in Aung San Suu Kyi. Analisten mogen dan beweren dat niet Aung San Suu Kyi, maar het leger de werkelijke macht in Myanmar in handen heeft, of dat ‘de Dame’ nu zwijgt om straks sterker terug te komen, maar dat gelooft de voormalige minister niet zo. Ze vindt dat Aung San Suu Kyi haar mond open moet doen en tegen de Rohingya moet zeggen: ‘beste mensen, jullie wonen hier al zo lang, jullie horen bij ons’.
Die kinderlijke voorstelling van zaken gaat voorbij aan de reële verhoudingen in Myanmar, waar de rol van het leger vast verankerd is in de grondwet en de dagelijkse politiek, het vredesproces met de rebellengroepen moeizaam voortploetert en de nieuwe burgerregering het politieke handwerk nog niet goed in de vingers heeft. Natuurlijk zou Aung San Suu Kyi vanuit haar morele leiderschap een principiëler positie kunnen (of moeten) innemen en de mensenrechten van alle inwoners van Myanmar moeten verdedigen, maar voorwenden dat als Suu Kyi maar zou roepen dat de Rohingya terug mogen komen alle problemen als vanzelf verdwijnen is simplistisch.

De ontzetting van Ploumen over de wandaden van het leger tegen de Rohingya lijkt oprecht, net als haar teleurstelling in Aung San Suu Kyi. Haar bewering dat ze, toen ze Aung San Suu Kyi in 2013 ontmoette, over de Rohingya is begonnen maar toen al geen sjoege kreeg, komt een stuk minder oprecht over.
In 2013 stond Aung San Suu Kyi ook internationaal nog stevig op het schild als leider van de democratische oppositie. De transitie was nog jong, en de eerste hervormingen onder leiding van een semi-civiele regering brachten minder censuur en meer vrijheden. Ploumen bezocht Myanmar toen als minister van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, met in haar kielzog een delegatie van Nederlandse bedrijven die een bloeiende democratische toekomst voor Myanmar zagen; zij gingen met hun investeringen en technische ondersteuning de economie en daarmee de democratie vooruit helpen. Mensenrechten waren daarbij wel belangrijk, maar geen speerpunt. In een situatie van omwenteling moet men ook vergissingen door de vingers kunnen zien. Dat de economie stevig in handen was, en nog steeds is, van het leger of aan het leger gelieerde bedrijven zette geen rem op de investeringsdrift. Ploumen opende een handelskantoor, handelsmissies werden gefaciliteerd en ontwikkelingssamenwerking werd gekoppeld aan het belang van het Nederlandse bedrijfsleven.
Het beleid van de Nederlandse regering, uitgevoerd door Ploumen, heeft schendingen van mensenrechten, en daarmee ook de vervolging van Rohingya, ten gunste van samenwerking en Nederlandse belangen door de vingers willen zien. Nu de crisis in Rakhine en de kampen in Bangladesh zo overweldigend groot zijn geworden, zou het verstandig zijn om samen met progressieve Birmezen naar een oplossing te zoeken, in plaats van te blijven steken in teleurstelling en verontwaardiging. Myanmar worstelt zich na decennia van dictatuur en burgeroorlog naar een meer democratische structuur. Dat moeizame proces ondersteunen zou de terugkeer van de Rohingya naar een menswaardig bestaan kunnen bespoedigen.

(ook gepubliceerd op Joop.nl)

Investeer in geluk

Wat er in Rakhine gebeurt is verschrikkelijk, het is een schandvlek op de rok van het universum; een humanitaire crisis die ons allemaal aangaat, en waarvan we opnieuw zouden moeten leren dat het collectief afgeven op een groep mensen – op moslims als homogene bedreigende massa – een voedingsbodem is voor excessief geweld.
We waren voor het gemak, en het economisch gewin, even vergeten dat dictatuur niet in een vloek en een zucht kan worden omgevormd tot een democratie; dat meer vrijheid die geen vooruitgang brengt een perfecte petrischaal is voor onmacht, onmacht die zich kan omzetten in woede en geweld als de juiste temperatuur bereikt wordt.
We geloofden in de mythe van de Lady met verbazingwekkende hardnekkigheid. We negeerden dat haar partij geen duidelijke plannen had om het land uit het slob te trekken, geen tekst en uitleg gaf aan de burgers, zodat die wisten waar ze voor kozen. We deden net of we niet zagen dat de macht van het leger zich nog steeds tot alle hoeken van het land uitstrekte. Moedertje Suu zou alles goed maken, in haar eentje.
Hoe? Met haar schoonheid en gratie, haar standvastigheid en een toverstafje. Alsof mensenrechten en democratie uit de hoge hoed komen. Je kunt niet goochelen of marchanderen met mensenrechten. Mensenrechten zijn universeel, en gelden dus voor iedereen. Compromisloos. Democratiseren gaat niet met trucjes. Het vraagt om gerichte aandacht voor de belangen van de bevolking. De heldin van haar voetstuk stoten blijkt hierbij niet constructief – de rijen sluiten zich, eendrachtig schaart men zich achter de Lady en zelfs achter het leger. Geholpen door een stortvloed aan verdachtmakingen, halve waarheden en bot nationalisme. Het hele land holt achteruit: het vredesproces ligt op zijn gat. Het leger heeft brutaal laten zien dat zij de dienst uitmaken, en heeft opnieuw geleerd dat ze relatief ongestraft hun gang kunnen gaan.
Hier spreken we vooral schande, en houden – in EU verband – op de legerleiding te ontvangen als vrienden. Ondertussen baggeren we door en worden er wegen aangelegd naar havens die grondstoffen in bulk het land uit voeren. De bevolking kijkt – steeds minder gelaten – toe hoe hun land wordt geasfalteerd, hoe hun rijstvelden verdwijnen onder stuwmeren, hoe hun rivieren worden rechtgetrokken en hoe lucht en water worden vervuild. Het is makkelijk dan te gaan denken: die hele transitie heeft ons nog niet veel goeds gebracht. Teleurstelling, woede en een gebrek aan perspectief zoeken een uitlaatklep, een zondebok. De nieuwe vrijheden bieden ruimte tot ongehinderd ventileren van nare, opruiende praat.
Ik zou willen voorstellen om dit aan de kaak te stellen, niet met sancties, maar door meer investeringen. Niet in industrie, handel en gewin, maar in geluk, in waardigheid. In mensen. Mijn ervaring is dat de gewone man en vrouw in Myanmar niets liever wil dan begrijpen wat er aan de hand is in hun land, hoe het zo gekomen is, wat zij kunnen bijdragen aan positieve verandering. Onpartijdige informatie en uitleg, over instituties, over de staat, over de omstreden grondwet, landrechten, burgerschap, het vredesproces; over onderhandelen, dialoog en zoeken naar consensus. Daar is schreeuwende behoefte aan. Mensen die mogelijkheden hebben om hun bestaan zelf vorm te geven vanuit een opgewekter toekomstperspectief, hebben geen zondebokken nodig. Investeer dus in het ondersteunen van burgers zodat ze argwaan en woede van zich af kunnen schudden en zich kunnen ontwikkelen tot vreedzame politieke actoren die vanuit betrokkenheid hun samenleving aan de basis kunnen hervormen. Dat kan. Het werkt. Het vormt een fundament voor democratischer instituties en uiteindelijk voor een rechtvaardiger land. Voor iedereen.

Column, uitgesproken op 19 oktober in het Humanity House, Den Haag bij het programma: `Moeten we ons schamen voor Myanmar?’