Kargil naar Rangdum
De begletsjerde pieken verbergen zich achter en onder het wolkendek, alsof ze niet willen laten zien hoe ze zijn gekrompen. De wel zichtbare gletsjers die tot vlak bij de weg komen, tonen het smelten. Langzaam ploeteren we door de modder. Landslides, een enkele ernstig, het water maakt een glijbaan voor stenen, soms komen hele brokken naar beneden en blokkeren de weg. Op zo’n dag doe je schietgebedjes als weesgegroetjes voor de goden van water en wind, en ben je blij als je op je bestemming bent aangekomen.
Kargil
Garages in Kargil
Het voordeel van reizen met een eigen auto die de sporen van een lang en gelukkig autoleven draagt – hij is 16 jaar oud, al 11 jaar in de familie en kent de weg over de hoge Himalaya als zijn broekzak – is, dat je op plekken komt waar je anders nooit aan toe zou komen: garages. Soms niet meer dan drabbige oliedoorweekte landjes waar je met bezwaard gemoed toch aan je auto laat sleutelen, soms ware tempels van vakmanschap en liefhebberij. Bandenspanning nakijken, luchtfilter schoon stofzuigen, ‘greasen’, regematig losgetrilde moeren vast laten draaien en lagers vervangen. Af en toe ook iets doehetzelven: aan elkaar binden met een snelbinder (de uitlaat) of afplakken met sporttape (zwakke plekken in slangen).
Leh naar Kargil
Mulbekh, tussen Leh en Kargil
Mulbekh. Aan de weg van Leh en Kargil, niet ver van Wakha. Klein dorp, nondescript, als het mogelijk is om nondescript te zijn in de Himalaya.
Mulbekh is de moeite waard vanwege een uit een fors rotsblok gebeeldhouwde Boeddha van de toekomst (Chamba of Meitreya). In relief. Kunstig uitgehakt ergens in de 8ste eeuw. De bezoeker komt door een poortje op een binnenplaats, waar zij recht op de reuzenvoeten van de Boedha kijkt, en de nek flink moet forceren om omhoog langs de flanken, de armen en de borstkas in het met een serene glimlach getooide gelaat van de Boeddha te kunnen kijken. Er is een kloostertje, of eigenlijk is het meer een onderkomen voor de monnik van dienst die de statige majesteit van dit beeld moet beschermen tegen wat dan ook. Op de buitenmuren van het verblijf, zoals het hoort, schilderingen met de wachters van de vier windrichtingen. Binnen offerandes en meer schilderingen, goedmoedige nagas, daikinis en andere lieflijke vuurspuwers.
Naar Leh
Changtang, van Darcha tot Sarchu
Rohtang pas
Manali, een bergstadje aan de voet van de Himalaya, toegangspoort en springplank voor de Rohtang pas en de toppen, valleien en geheimzinnigheid van Keylong, Spiti, Zanskar, Ladakh. Hoewel er steeds meer ondernemende jonge Indiërs op motoren de passen bedwingen, is voor veel vakantiegangers in Manali de sneeuw op de Rohtang de exotische beloning aan het eind van de ongemakkelijke rit per volgepropte auto naar boven de grens waar je als vlaktebewoner gemakkelijk adem haalt.
Voor mensen die zo goed als hun hele leven slijten in een oven, is sneeuw een topattractie. Lange rijen auto’s kruipen in het seizoen elke dag omhoog naar de bijna 4000 meter hoge pas. Hoopvol huren ze onderweg in kleine winkeltjes laarzen, liefst snowboots, wanten, skipakken of donsjassen tegen de voorgespiegelde kou.
Tot voor kort werden ze op hun wenken bediend: de pas was overdekt met sneeuw, er kon gegleden worden, met sneeuwballen gegooid, er waren paardjes voor hen die lopen lastig vonden, er was eten en drinken, kortom: het was kermis op de Rotang. Dat de sneeuw goorgrijs was met langs de randen vlekken geel, dat er teveel mensen waren voor te weinig sneeuw en dat de illusie van ongereptheid alleen in stand gehouden werd door het spectaculaire uitzicht op de toppen van de bergen van Lahaul en Spiti, maakte niets uit.
Nu is het gedaan met de sneeuw, op een paar sneue vale vlekken na. De snowboots zijn overbodig, mismoedig slepen mensen hijgend in de ijle lucht hun veel te warme donsjassen achter zich aan. De enige sneeuw die nu nog schittert is die op de bergtopen, onbenaderbaar glanzend in de verte.