Er blijkt in Nederland best nog plek

Er blijkt in Neerland best nog plek

voor mensen verjaagd van hun stek
door oorlog, hardvochtigheid en geweld
voor kinderen die zijn uitgeteld
voor moeders door soldaten verdreven
voor mannen die niet zijn achtergebleven

Kijk maar naar de Oekrainers
de Oekrainers zijn de graag gezieners
de ze mogen best verdieners
de ze kunnen werken wel voor tieners
natuurlijk zijn die welkom
het zijn onze Oekrainers

Aan Irakezen hebben we lak
Afghanen negeren we met groot gemak
en Syriërs, ach Syrië daar zeggen we maar niks meer van
zoals we ook zwijgen over Myanmar, Yemen of een ander Verweggistan

En in Ter Apel lopen we niet te hard van stapel,
in ons veilige land lig je gewoon buiten
en naar mededogen of erkenning kan je fluiten

In de rest van ’t land houdt compassie ook geen stand
we hebben liever een datablokkendoos dan een opvanglocatie
en als je anders beweert ben je uit de volkse gratie
en uit de gratie is erg want dat kost je de macht
PVV gedachtegoed gemeengoed, wie had dat nou ooit gedacht

Behalve dan als het gaat om Oekrainers
want dat zijn de graag gezieners
de ze mogen best verdieners
de ze kunnen werken wel voor tieners
natuurlijk zijn die welkom
het zijn onze Oekrainers

Die lijken op ons

Het herinneringarchief, map 761a

In de krant lees ik over de nieuwe transgenderwet en om onverklaarbare redenen gaat er een laatje open in de archiefkast van mijn geheugen. Een man, een aardige, welwillende en redelijk weldenkende man, geeft me ooit, serieus, te kennen dat je als vrouw je vrouwzijn niet volledig beleeft als je geen kinderen krijgt. Ik denk, tsjonge, interessant, en: zou dat zoiets zijn als dat je als man je manzijn niet totaal hebt ervaren als je nooit ten strijde getrokken bent, letterlijk, met geweer, helm en volledige bepakking de vijand tegemoet. Maar ik zeg niks, want humor leidt niet altijd de bliksem af.
Deze herinnering wordt op de voet gevolgd door deze: ik zit tegenover een gynaecoloog, een man die zichtbaar weinig zin heeft in de uitoefening van zijn vak. Ik ben eind dertig, en ik heb iets aan mijn baarmoeder wat mogelijkerwijs zou kunnen uitgroeien tot kanker, dus er moet iets worden weggesneden. Vervelend, maar helemaal niet ernstig.
Vraagt de man of ik kinderen heb. Nee, zeg ik. Zegt hij: als je maar niet straks met je laatste eitje naar mij komt rennen om te worden bevrucht. Wat je dan wilt is iets zeggen als: fat chance dat ik me door jou zou laten bevruchten, laatste eitje of niet. Stel dat mijn kind op jou lijkt… Of beter nog: in lachen uitbarsten en iets hikken als, doe normáál man, wat denk je wel…
Maar ik was natuurlijk gewoon weer met stomheid geslagen.

Ons landje kan wel anders, maar je moet het willen

Zelfs op nos.nl wordt nu gewag gemaakt van het gebrek aan creativiteit bij ambtenaren, die maar in oude patronen blijven denken. In dit geval op het ministerie van landbouw, maar ik durf wel te beweren dat het ‘overal’ zo is. Dus: meer creativiteit, echt ‘uit het doosje denken’ en ‘buiten de lijntjes kleuren’. Jee, wat zou dát een hoop schelen. Ideetje: elke ambtenaar (tijdelijk) voorzien van een kunstenaarsmaatje, zoals je bij anderen met een ‘gebrekje’, of zij die moeten herintreden, een coach/begeleider laat aanrukken, om ze andere kanten en manieren te laten beleven, zodat ook de lol terugkomt in het werk.

Het geluk is ver te zoeken

Nederland is gewoon nog veel te aantrekkelijk voor asielzoekers, en dat heeft een aanzuigende werking. Maatregelen zijn noodzakelijk, want wij schamen ons wel voor de ontstane situatie. Aldus de minister-president en zijn kabinet. (Wij schamen ons is het nieuwe sorry). Er komt derhalve een voorlopige stop op gezinshereniging, want bijvoorbeeld Syriërs sturen hun kinderen vooruit, om dan zelf na te kunnen reizen. Dat nareizen mag vanaf nu pas als er een huis beschikbaar is. Daartoe worden sociale huurwoningen – voor zover die niet verkocht zijn – ter beschikking gesteld. En flexwoningen gebouwd. Wat, waar en hoe komt nog niet zo uit de verf. (Ze mogen dus wel komen, zegt de verantwoordelijke bewindsman, alleen wat later).
Meer grenswachters, want dat is een heel goede manier om de mensensmokkel te beperken, en daarmee dam je de asielstroom in. (Mooi meegenomen ook voor extreemrechts, want eigen grenzen met bewakers in strakke uniformen, daar dromen ze van). En onwillige gemeentes niet meer dwingen om in leegstaande panden vluchtelingen, asielzoekers, gelukzoekers, veiligelanders of op andere wijze aangespoelde mensen op te vangen. Overlastgevers – je weet wel, van die groepjes kansloze profiteurs die van azc naar azc zwerven – als ze niet illegaal in de kassen tomaten aan het plukken zijn – en die maar niet naar hun belabberd arme en ellendige thuis terug willen – moeten versneld kunnen worden weggewerkt.
Ziehier de oplossingen – zeg maar lapmiddelen, want het probleem is ‘structureel’- voor een vakkundig, bewust en expres gecreëerde crisis.
Ergens zei iemand: als je oorlog of zo ontvlucht bent, is buiten slapen toch niet zo erg. Of: als buiten slapen zo erg is, valt het daar waar ze vandaan komen wel mee. En: een dode baby, ja, dan heb ik zoiets van: je gaat toch zelf op reis met zo’n klein kind…
Onder aanvoering van personen-wiens-namen-niet-genoemd-mogen-worden en hun handlangers zwalkt een groot deel van ons weldoorvoedde, van verre vliegvakanties en/of luxe staycations uitgerustte, op terrasjes bijtankende, nog snel even een feestoutfit scorende, over de hoge energieprijzen en dat dan de airo soms niet aan kan dreutelende, koopkrachtcompensatie eisende, empathieloze, steeds egocentrischer wordende volkje richting de rand van de (morele) afgrond.
Lees, als je dat nog niet deed, het buitengewoon goede boek van Linda Polman:
‘Niemand wil ze hebben. Europa en zijn vluchtelingen’. Dat boek geeft je inzicht in het waarom van deze ‘crisis’. Inzicht om je verdriet op te laten steunen.

https://www.uitgeverijjurgenmaas.nl/product/niemand-wil-ze-hebben-europa-en-zijn-vluchtelingen/

Op straat…

Kind (krijsend): ‘auto, auto.’ Prikkerig wijzend mollig vingertje.
Mama (rustig): ‘nee, Sammie, dat is geen auto, dat is een mevrouw.’
De mevrouw in kwestie schiet verschrikt een modezaak in en mama sleurt haar nadreinende en ‘auto, auto’ pruttelende Sammie naar de overkant van de straat. Het kind kijkt niet omhoog.
Dat is de tweede l.o.l. voor vandaag. De eerste was op weg naar de markt. Een schermutseling tussen een pakketbezorger in zijn bestelbus en een snelle-autopatser. Pakketbezorger timide, snelle-autopatser uit z’n open dak. Bestelbus rijdt achteruit, geeft snelle-autopatser de ruimte, waarna ik een steeds rodere en bozere snelle-autopatser kan volgen in het nergens op uitkomende doolhof rond de opengebroken hoofdstraat. Zijn blonde vriendin naast hem zichtbaar gegeneerd, ondanks ongetwijfeld de gewenning.
Het wordt een mooie dag.

Albergen, gemeente Tubbergen

En ik maar denken dat de dorpen zo te lijden hebben onder leegloop, sluitende scholen, noodlijdende voorzieningen, voetbalteams van zes jochies (m/v/o) vanwege gebrek aan spelertjes, failliete winkels en nergens een agent te bekennen…
En dan krijg je d’r als dorp dan in één klap een half dorp bij, mensen in de bloei van hun leven, gemotiveerd ook, doorzetters … is het wéér niet goed … te veel mensen, heet het dan. Maar eigenlijk is het natuurlijk: te-veel-niet-ons-soort-mensen. De garens die rechts hierbij spint, beetje geholpen door jojo Pieter O[mtzigt] … de ruwe wolhandelaren kunnen de vraag niet aan!

(Vanwege de crisis in de vluchtelingenopvang en de onwil van Nederlandse gemeenten om opvangplekken ter beschikking te stellen voor de al weken bij het azc in ter Apel buiten bivakkerende mensen, besloot de regering in te grijpen en een leegstaand hotel in Albergen aan te wijzen als opvanglocatie. Dat vonden de dorpelingen niet ‘gezellig’, de dorpelingen – daarbij gesteund door hun burgemeester – wilden geen andersgekleurde medemensen in het leegstaande hotel, want dan zou hun comfortabele leefruimte onherstelbaar van kleur verschieten, en dan ook nog die overlast, al die rondhangende mensen, en die etensluchtjes…)

Zulke dingen konden toen nog

Ooit woonde ik heel even in een kibboets in de Negev woestijn in Israël. Nu niet meer voor te stellen dat je dat doet, je vrijwillig inzetten voor zo’n abjecte, onderdrukkende staat, maar toen – het was nog voor de eerste Intifada – toen kon het nog, net. Vanwege mijn hoogrode konen en druipend gezweet bij het bollen rapen in de woestijn, werd ik wegens potentieel gezondheidsbelemmerende oververhitting te werk gesteld in de keuken. De radio speelde er regelmatig de tijdelijke tophit waarvan het refrein luidde: boom boom boom, let’s go back to my room, we can do it all night, I can make you feel right.
Het ging over soldaten bijna op weg naar het ‘front’. Die dingen onthoud je. Mijn verblijf in de keuken was kortstondig. Er was een aardappelschilmachine. Daar donderde je piepers in, flink wat water, en dan kwamen ze er na een tijdje geschrapt weer uit. Je kon er ook wortels in doen. Maar daar blijft dan niet veel van over…
Via het perzikken sorteren (lopende band) en knutselen met kleuters besloot ik, nadat ons duidelijk was gemaakt dat we beter niet mengden met de echte kibboetsim, dat vond ik stóm, en nadat ik meegegaan was op een patrouille in de omgeving en zag hoe de nomaden geintimideerd werden, besloot ik de kibboets te laten voor wat het ws, en het land te gaan bekijken: Jerusalem, Jericho, Tel Aviv, Bethlehem. Ik miste mijn terugvlucht. Mocht gratis op de volgende. Zulke dingen konden toen nog…

Corona blues – deel 3

De zin van ons bestaan

Wat is de zin van ons bestaan?
Is het almaar hoger op de maatschappelijke ladder stijgen
Zodat je steeds meer in bezit kan krijgen
Tweede huis, een tweede auto, en vooruit, een tweede kind
-hoewel je stiekem dat gedoe rond zo’n kind knap hinderlijk vindt-
Is het het najagen van gewin?
Geeft dat ons leven zin?

Wat is de zin van ons bestaan?
Is het dat we overal van alles zijn gaan ontdekken
Al die hulpbronnen die ons rijkdommen verstrekken
Dat we olie boren, ertsen mijnen, rivieren rechten en bossen laten verdwijnen
Is dat het doel waarnaar wij streven?
Is dat wat zin geeft aan ons leven?

Of ligt de zin van ons bestaan besloten
In het streven niet te veel mensen af te stoten
Een beetje lief te hebben en lief te zijn
Zonder rancune, afgunst of ander venijn
Gewoon vriendelijk door het bestaan te zweven
Zou dat de zin zijn van ons leven?

Corona blues – deel 2

Hoe hij heet, weet ik niet, wij noemen hem K.C. (Keesie). Geen idee waarom, maar het past hem. Wij wonen in dezelfde buurt, en maken al jarenlang af en toe een praatje. Ooit had hij een benauwend warme belangstelling voor mij, maar dat is, mede door nadrukkelijk he-man gedrag van vriend S, godlof overgewaaid. Hoogst ongemakkelijk was dat. Recentelijk is de arme schat verdwaald in Q’Anon en coronacomplotten. Vorig jaar duwde hij, na een vastgelopen gesprek over de Cabal en Soros, big pharma, de rivm en de msm, ongevraagd een enveloppe met ‘informatie en websites met het echte nieuws’ bij ons door de brievenbus. Na een paar twistachtige uitwisselingen van standpunten, waarbij K.C. verrassend agressief was, besloot ik hem toch maar weer te gaan ontwijken. Dat ging goed, tot ik vorige week tegen hem opbotste voor de supermarkt. Ik had het vriendelijke ‘hallo’ nog niet de mond uit, of hij ontvlamde in een tirade: of ik het gvd nou nog niet begrepen had, of ik nog steeds in de klauwen van de msm zat, en zo stom was om maar blind te blijven voor het echte nieuws. Hij brieste zijn boze-burgerschap in mijn toch wat verbouwereerde gezicht. En nee, hij had geen mening, hij had de waarheid. We hadden ook geen verschil van inzicht, ik was gewoon vergiftigd door de msm en te dom om dat door te hebben. Ik hoorde het even aan – je bent toch pervers nieuwsgierig hoe zo’n zelfontbrander werkt – maar zei al snel dat het gesprek me niet erg aan stond, dat ik zijn agressie best kon missen, en fietste weg. Hij bleef me achterna schreeuwen: je wilt het niet begrijpen. Hoe vaak moet ik het je gvd nou nog uitleggen. Zelfs toen ik om de hoek verdween, blafte hij nog door. Kolere, dacht ik, wat heb ik nu weer aan mijn fiets hangen…
Je weet dat ze bestaan, de complotwappies, maar je ziet ze haast nooit van dichtbij. Geen vreugdevolle encounter, maar wel een voor in het rariteitenkabinet.