De verloren roedel

Dinah en Kleine Witkop in 2013

Rond het huis in Chandigarh zwierven jarenlang een aantal honden, die altijd met ons meeliepen als we ’s avonds onze Dinah en Zeera uitlieten. Sommigen sliepen en aten op de patio van een oude dame in de straat, anderen bivakkeerden bij de bouwvakkers die bij hun aangenomen werk kampeerden, of bij de dhobi wallah, de man die in een hut op het grasveld naast ons blok woont en de kost verdient met kleren strijken.

De bij elkaar geraapte roedel bestond uit Rakker en Stakker, twee springerige bruine hondjes die sprekend op elkaar leken, al was Stakker vel over been en Rakker een baasje; de kortharige robuuste Grote Witkop, en Kleine Witkop, mijn favoriet, met zijn zachte ogen en zijn lieve kop vol kleine zwarte littekens. Hij volgde me altijd op de voet en wilde niets liever dan achter zijn oren gekrabd worden. En er was Lady, een groot, mager hinkend zwart-bruin vrouwtje dat de koningin van het stel was. Als zij gromde, hielden alle andere honden in.

Nu is Dinah in Amsterdam en Zeera in Chushot in Ladakh, en lijkt de roedel met elkaar optrekkende honden verdwenen. De meesten zijn waarschijnlijk dood, want ook voor honden is het leven in India hard. De enige die ik tot nu toe teruggezien heb, is Black Mamba. Ik leerde haar kennen via Pupper, een doodsbang jong hondje dat met een dienstmeisje meekwam naar haar nieuwe betrekking. De betrekking liep mis, het meisje ging terug naar haar dorp, het hondje bleef achter. Mamba, een wat ouder teefje, ontfermde zich over het scharminkeltje. De ander leden van de `pack’ waren niet echt vriendelijk tegen de indringers, en Dinah en Zeera hadden totaal geen zin hun territorium te delen, dus we voerden ze op straat. Het duurde dagen voor Pupper voorzichtig onder de auto vandaan kroop om brokjes te eten, bewaakt door Mamba die alle potentiële belagers wegjoeg. Een keer lukte het de dieren op de achterpatio te wassen en te ontwormen.

Met Pupper liep het niet goed af, die werd ziek en ging steeds raarder doen. Met moeite kon ze tenslotte gevangen worden voor een bezoek aan de dierenarts. Die constateerde hondsdolheid, en dan moet een hond worden afgemaakt. Mamba kon gelukkig worden ingeënt, net als onze eigen honden. Wij kregen ook een serie injecties, vooral om het zekere voor het onzekere te nemen, want ook wij waren in aanraking geweest met tandjes en speeksel van het zieke dier. (Ik kreeg de laatste injectie van de serie in het AMC in Amsterdam, van een norse verpleegster die me toesiste dat je wel heel erg stom moet zijn om straathonden in derdewereldlanden te aaien.)

Mamba is nog steeds mager, maar ziet er sterker en zelfverzekerder uit dan toen ze kwam. Zij is nu oudgediende op het marktveld. Als ik haar roep komt ze kwispelend op me af en laat zich aaien. Ze heeft grijze haren tussen het zwart en een ontstoken oog, maar ze leeft.

Geef een reactie