Vanmorgen op de fiets moest ik aan Mark denken. Dat ging ongeveer zo: ik dacht aan Louis Davids’ zijn lied: de Kleine Man, en vervolgens aan: als je voor een dubbeltje geboren bent… Mark’s vaste begroeting was: ‘heb je misschien een kwartje voor me?’ Vandaar.
Ik woonde destijds in een woongroep, en Mark woonde bij ons in een kast in de gang. Hij was ooit iets geweest in de luchtvaart, verloor door het noodlot zijn vrouw en kind, en raakte daardoor het spoor bijster. Mark had vervilt haar en hij rook niet lekker, maar hij deed geen vlieg kwaad. Hij wilde met rust gelaten worden. Om de zoveel tijd was hij even verdwenen, dan had de GGD hem opgehaald voor een bad en een knipbeurt. Dat systeem werkte toen nog. Schoon en geschoren werd hij dan weer afgeleverd. Heel soms stond hij in de keuken kippenpoten te bakken. Dan waste we de pannen daarna extra goed af.
Zoals dat gaat, was hij er op een dag gewoon niet meer. Ik vermoed dat in zijn dossier staat: vertrokken met onbekende bestemming.