Ooit woonde ik heel even in een kibboets in de Negev woestijn in Israël. Nu niet meer voor te stellen dat je dat doet, je vrijwillig inzetten voor zo’n abjecte, onderdrukkende staat, maar toen – het was nog voor de eerste Intifada – toen kon het nog, net. Vanwege mijn hoogrode konen en druipend gezweet bij het bollen rapen in de woestijn, werd ik wegens potentieel gezondheidsbelemmerende oververhitting te werk gesteld in de keuken. De radio speelde er regelmatig de tijdelijke tophit waarvan het refrein luidde: boom boom boom, let’s go back to my room, we can do it all night, I can make you feel right.
Het ging over soldaten bijna op weg naar het ‘front’. Die dingen onthoud je. Mijn verblijf in de keuken was kortstondig. Er was een aardappelschilmachine. Daar donderde je piepers in, flink wat water, en dan kwamen ze er na een tijdje geschrapt weer uit. Je kon er ook wortels in doen. Maar daar blijft dan niet veel van over…
Via het perzikken sorteren (lopende band) en knutselen met kleuters besloot ik, nadat ons duidelijk was gemaakt dat we beter niet mengden met de echte kibboetsim, dat vond ik stóm, en nadat ik meegegaan was op een patrouille in de omgeving en zag hoe de nomaden geintimideerd werden, besloot ik de kibboets te laten voor wat het ws, en het land te gaan bekijken: Jerusalem, Jericho, Tel Aviv, Bethlehem. Ik miste mijn terugvlucht. Mocht gratis op de volgende. Zulke dingen konden toen nog…