Overpeinzing

mijn benen bungelen in het water
mijn haar hangt aan een wolk
zo gezeten tussen hemel een aarde
overpeins ik de situatie van het volk

bejaarden in een luier
koeien met ontstoken uier
ambtenaren zonder geweten
kinderen die ’s ochtends niet ontbeten

een vrouw krijgt een kogel vanwege de eer
een mallewap gaat tegen de wereld te keer
een kabinet valt maar blijft overeind
het laatste exemplaar van een diersoort verdwijnt

migranten die werken voor uitbuitingslonen
daklozen die zich nergens kunnen verschonen
een slutgeshamed meisje dat zich verhangt
iemand die alles al heeft en nog meer verlangt

mijn benen zijn stijf
mijn haar is geklit
het geeft ook geen pas
dat ik hier maar zo zit

dat peinzen is leuk maar wat doet het ertoe
wat maakt het nou uit, één zo’n kind, één zo’n koe
want wat is het dat we ten diepste willen met z’n allen:
op een terras aan het bier en tot na middernacht brallen.