Zelfs op nos.nl wordt nu gewag gemaakt van het gebrek aan creativiteit bij ambtenaren, die maar in oude patronen blijven denken. In dit geval op het ministerie van landbouw, maar ik durf wel te beweren dat het ‘overal’ zo is. Dus: meer creativiteit, echt ‘uit het doosje denken’ en ‘buiten de lijntjes kleuren’. Jee, wat zou dát een hoop schelen. Ideetje: elke ambtenaar (tijdelijk) voorzien van een kunstenaarsmaatje, zoals je bij anderen met een ‘gebrekje’, of zij die moeten herintreden, een coach/begeleider laat aanrukken, om ze andere kanten en manieren te laten beleven, zodat ook de lol terugkomt in het werk.
Op straat…
Kind (krijsend): ‘auto, auto.’ Prikkerig wijzend mollig vingertje.
Mama (rustig): ‘nee, Sammie, dat is geen auto, dat is een mevrouw.’
De mevrouw in kwestie schiet verschrikt een modezaak in en mama sleurt haar nadreinende en ‘auto, auto’ pruttelende Sammie naar de overkant van de straat. Het kind kijkt niet omhoog.
Dat is de tweede l.o.l. voor vandaag. De eerste was op weg naar de markt. Een schermutseling tussen een pakketbezorger in zijn bestelbus en een snelle-autopatser. Pakketbezorger timide, snelle-autopatser uit z’n open dak. Bestelbus rijdt achteruit, geeft snelle-autopatser de ruimte, waarna ik een steeds rodere en bozere snelle-autopatser kan volgen in het nergens op uitkomende doolhof rond de opengebroken hoofdstraat. Zijn blonde vriendin naast hem zichtbaar gegeneerd, ondanks ongetwijfeld de gewenning.
Het wordt een mooie dag.
Corona blues – deel 2
Hoe hij heet, weet ik niet, wij noemen hem K.C. (Keesie). Geen idee waarom, maar het past hem. Wij wonen in dezelfde buurt, en maken al jarenlang af en toe een praatje. Ooit had hij een benauwend warme belangstelling voor mij, maar dat is, mede door nadrukkelijk he-man gedrag van vriend S, godlof overgewaaid. Hoogst ongemakkelijk was dat. Recentelijk is de arme schat verdwaald in Q’Anon en coronacomplotten. Vorig jaar duwde hij, na een vastgelopen gesprek over de Cabal en Soros, big pharma, de rivm en de msm, ongevraagd een enveloppe met ‘informatie en websites met het echte nieuws’ bij ons door de brievenbus. Na een paar twistachtige uitwisselingen van standpunten, waarbij K.C. verrassend agressief was, besloot ik hem toch maar weer te gaan ontwijken. Dat ging goed, tot ik vorige week tegen hem opbotste voor de supermarkt. Ik had het vriendelijke ‘hallo’ nog niet de mond uit, of hij ontvlamde in een tirade: of ik het gvd nou nog niet begrepen had, of ik nog steeds in de klauwen van de msm zat, en zo stom was om maar blind te blijven voor het echte nieuws. Hij brieste zijn boze-burgerschap in mijn toch wat verbouwereerde gezicht. En nee, hij had geen mening, hij had de waarheid. We hadden ook geen verschil van inzicht, ik was gewoon vergiftigd door de msm en te dom om dat door te hebben. Ik hoorde het even aan – je bent toch pervers nieuwsgierig hoe zo’n zelfontbrander werkt – maar zei al snel dat het gesprek me niet erg aan stond, dat ik zijn agressie best kon missen, en fietste weg. Hij bleef me achterna schreeuwen: je wilt het niet begrijpen. Hoe vaak moet ik het je gvd nou nog uitleggen. Zelfs toen ik om de hoek verdween, blafte hij nog door. Kolere, dacht ik, wat heb ik nu weer aan mijn fiets hangen…
Je weet dat ze bestaan, de complotwappies, maar je ziet ze haast nooit van dichtbij. Geen vreugdevolle encounter, maar wel een voor in het rariteitenkabinet.
Vermost
Een typfout maakte van vermist, vermost. Het ging over kinderen. Vermoste kinderen. Genoeg voor een aaneenschakeling van beelden beginnend met het dode kindergezichtje, onder giftig stof in Bhopal nadat de Union Carbide fabriek daar ontplofte. Vermost. Het lijfje van de kleine Aylan, zo eenzaam op dat kale strand. Verwierd. Voor het wegzinken in de droefenis van alledag helt mijn geest over naar oude bomen die hun takken naar je toe buigen als je op hun wortels tot stilstand bent gekomen. De ingangen tussen die wortels die de schijn wekken dat er een doorgang is naar een andere wereld, waar je – niet via een konijnenhol – in een wereld komt waar zachtheid heerst. Waar nimfachtige slierten aan de takken wiegen als vermoste golven, waar het groen troostender is dan vers gras in mei, en alles en iedereen die ooit vermist is geraakt, zichzelf als vanzelfsprekend terugvindt.
Pinnen waterpassen
Er loopt een man met een soort streepjescodescanner langs de puien bij de kade. Hij richt op waar de huizen de grond raken en drukt af.
‘Wat bent u aan het doen?’
‘Ik temperatuur de gebouwen.’
‘O. Waarom?’
‘We gaan de pinnen waterpassen.’
Nu ben ik dol op een beetje cryptiek in de vroege ochtend, maar dit behoefde enige toelichting.
‘We meten of de kade verzakt. Dat doen we elke maand door de afstand van kade tot pinnen te meten. Daarvoor moeten we ook de temperatuur van de gebouwen meten, wat dat heeft invloed op de afstand.’
‘O.’ Zei ik. Ik snapte het nog net. Relatieve afstand enzo. Verzakking meten. Kadestabiliteit.
Later thuis zag ik in mij pui, op ongeveer 15 tot 20 cm van de grond af de pin. Nooit eerder gezien, en nu ineens een nuttig ding.
Galatea
Het is nog vroeg. In de gracht puft een vermoeid bootje voorbij. In haar buik stoffige apparatuur. Achterop zitten twee mannen die er niet uitzien of ze bij machte zijn apparatuur van welke aard dan ook te kunnen bedienen. Schouders afgezakt, hand onder het hoofd, de rug gebogen van uitputting of pure verveling. Een draagt om alles te ontkennen een oranje werkersvest. Op de voorplecht van de schuit staat in parmantige letters: Galatea.
Meer Koet
In de Vaart liggen twee houten vlonders. Daarop werken mensen aan het herstel van de kademuur. De vlonders zitten met touwen vast gesnoerd aan de dichtstbijzijnde boom, en worden met diezelfde touwen als trekschuiten steeds een stukje kade verder geschoven.
Een meerkoet heeft op een van de vlonders een nest gebouwd. Een nest van plastic, afval en stukjes gras en hout. Ze heeft een ei. Zaterdagochend was het nest weg, het ei lag er nog. Gisteravond had het koetenpaar een nieuw mest gemaakt, en haastklus waar nog steeds aan gewerkt werd. Ma Koet zat op haar ei, en Pa sleepte nestmateriaal aan. Op de vlonder, netjes in de hoek.
Wij speculeerden nog: zouden de werkers zacht zijn voor het volgelpaar?
Vanochtend hoorde ik de drilboor al van verre trillen in de kademuur. De vlonderhoek was leeg en nat. Schoongemaakt. Er stond een schep op de plek waar het nest had gelegen. Van de Koeten geen spoor.
Zingen. Zachtjes
Deze ochtend, zoals veel andere ochtenden, bevonden mijn hond en ik ons op straat ergens tussen berusting over de routine en genieten van het dagelijk veranderende groen, toen het gebeurde: een man, een vrouw en een kind, een familie, liep ons tegemoet. Zingend. Zachtjes, samen en duidelijk met liefde. Ik kon de taal waarin ze zongen niet thuisbrengen, maar het tafereel ontroerde me. Het kon goed zijn dat ze dreiging en gevaar ontvlucht waren, en pas geleden weer herenigd waren, en als dat zo was, dan hoopte ik vurig dat ze, zoals nu, elke dag zachtjes zingend richting de school van het kind konden lopen. Samen. Veilig.
Een goed begin…
Ik was bij Eko plaza. Bij de deur én bij de kassa een groot plakkaat: mondkapje verplicht. In de winkel vier mensen die niet konden lezen, denk ik. Analfabetisme zie je niet aan de buitenkant hè … hoewel er was ook een redelijk duidelijke tekening die de aansporing vergezelde, maar ja, niet iedereen is beeldbegaafd.
Ik vroeg nog: goh, wat betekent ‘verplicht’? Maar niemand gaf antwoord.
Ik denk dat ‘verplicht’ ongeveer dezelfde status heeft als ‘verboden te betreden’; gaan wij Nederlanders ook direct van in de ‘mij zeg je niks’ stand, om terstond over het hek te klimmen of onder het prikkeldraad door te kruipen. Zo doen wij dat nou eenmaal … verzet zit in onze genen.
De pervert in mij verheugt zich nu al op de toekomstige dictatuur. Dat gaat een spannende tijd worden met werkelijk óveral verzetsstrijders met gezonde autonome geesten in gezonde autonome lichamen. Goede vijand die dat gaat breken …
Het liep tegen het nieuwe jaar…
Gisteren liep ik door de Kinkerstraat, van de markt richting de Bilderdijk langs een lange, lange rij geduldig wachtende mensen. Zo’n rij die bij de vorige lockdown wel voor de Action stond, maar dan langer. Er stonden geloof ik zelfs dranghekken. Aan een vriendelijk ogende dame vroeg ik waar ze zo gedwee voor in de rij stond. ‘De slager’, zei ze. ‘Ah, de slager, natuurlijk. Dank u’, zei ik. En ik dacht, jé-zus, die rij staat er voor de kiloknaller, want zo heet deze slagerij in de wandelgangen. Dier per kilo voor bodemprijzen. Die bio-industrie, dacht ik toen, die houdt het nog wel even.